4 Installatie
4.6 Elektrische installatie
Gevaar!
Levensgevaar door elektrische schok aan
spanninggeleidende aansluitingen. Schakel altijd
eerst de stroomtoevoer aan het
verwarmingsapparaat uit. Pas daarna mag u de
installatie uitvoeren.
Afb. 4.4 Elektrische installatie
• Bedraad de reservoirvoeler met het
verwarmingsapparaat of een extern regelapparaat.
Gelieve de inbouwplaats van de betreffende
contactstrip en de klemmenbenaming af te leiden uit
de installatiehandleiding van het apparaat.
• Leid de kabel van de permanente indicatie van de
anodestatus parallel met de kabel van de
reservoirvoeler van het warmwaterreservoir naar het
verwarmingsapparaat.
8
8
4.6.1 Elektrische aansluiting van de permanente
indicatie van de anodestatus
Afb. 4.5 Netaansluiting van de permanente indicatie van de
anodestatus
• Verbind de bruine ader (+) van de kabel met de klem 8
in de schakelkast van het verwarmingsapparaat.
Gelieve de montageplaats van de betreffende
contactstrip en de klemmenbenaming af te leiden uit
de installatiehandleiding van het apparaat.
• Verbind de blauwe ader (–) van de kabel met de klem
9 in de schakelkast van het verwarmingsapparaat.
Gelieve de montageplaats van de betreffende
contactstrip en de klemmenbenaming af te leiden uit
de installatiehandleiding van het apparaat.
Opgelet!
De kabels mogen niet verwisseld worden, omdat
anders de goede werking van de permanente
indicatie van de anodestatus niet gegarandeerd
is.
Opgelet!
Let erop dat de aansluitingen goed zijn
gestoken. Controleer dit door de platte stekker
van de beschermanode eraf te trekken. De LED
moet nu rood oplichten.
Aanwijzing!
De klemmen 7, 8 en 9 zijn ook nodig voor de
aansluiting van de regelapparaten. Ze kunnen
echter dubbel worden bezet.
• Sluit evt. aan het kroonsteentje (1) een 2-aderige kabel
aan voor de communicatie-eenheid (vrnetDIALOG) (zie
4.7.2).
L N
230V
24V
230V
7 8 9
RT 24V
uniSTOR - VIH Q 120, 150, 200