Verzenden van faxen > Basisverzendprocedure
Bestemmingen controleren en bewerken
Controleer en bewerk een geselecteerde bestemming.
1
2
3
4
5
6
Toets [FAX] > toets [Bestemming bevestigen/toevoegen]
Controleer de bestemming.
1
Selecteer de bestemming die u wilt controleren en druk op de toets [OK].
2
[▲] [▼] toets > [Bewerken] > toets [OK]
Informatie over de bestemming wordt weergegeven.
OPMERKING
Druk bij het controleren van de informatie over de bestemming op [Details].
3
Druk op de toets [OK] wanneer de controle van de bestemming is voltooid.
Wijzig het faxnummer.
1
Kies de bestemming waarvoor u het faxnummer wilt wijzigen en druk op de toets [OK].
2
[▲] [▼] toets > [Bewerken] > toets [OK]
3
Voer het faxnummer weer in met de cijfertoetsen.
OPMERKING
Om een bestemming geregistreerd in het adresboek of een snelkiestoets te bewerken,
raadpleeg:
Engelse FAX-gebruikershandleiding.
4
Druk op de toets [OK].
Voeg de bestemming toe (bij invoer van het faxnummer met de
cijfertoetsen).
1
Druk op [Toevoegen].
2
Voer het faxnummer van het ontvangstsysteem in met de cijfertoetsen.
OPMERKING
Raadpleeg voor de procedure voor invoer van het faxnummer met de cijfertoetsen:
Opgeven van het bestemmingfaxnummer met de cijfertoetsen (pagina 3-8)
3
Druk op de toets [OK].
Verwijder de bestemming.
1
Selecteer de bestemming die u wilt wissen en druk op de toets [OK].
2
[Verwijderen] > toets [OK] > [Ja]
[Voltooid.] wordt weergegeven en de bestemming wordt verwijderd.
Bewerking afsluiten.
Druk op [Afsluiten].
3-4