Mogelijke foutmeldingen
Wanneer er zich een foutmelding voordoet zal de laadunit stoppen met laden en een van de
volgende foutmeldingen laten zien:
ERROR NO SERIAL COM CHECK WIRING | Geen signaal van Sensorbox. Controleer de
▪
bekabeling tussen de sensorbox en de laadunit.
ERROR NO CURRENT | Er is niet voldoende stroom beschikbaar. Laadsessie wordt opnieuw
▪
geprobeerd te starten over 60 seconden
ERROR HIGH TEMP | De temperatuur is boven de 65 graden. De laadunit zal de laadsessie
▪
herstarten wanneer deze is gezakt onder de 55 graden
▪
RESIDUAL FAULT CURRENT DETECTED | De DC/AC module heeft een fout geconstateerd. De
laadunit kan worden gereset door de EVSE te ontgrendelen
VOORLOPIGE MAATREGELEN VOORAFGAAND AAN HET OPLADEN
Voordat u deze lader gebruikt om uw voertuig op te laden, dient u de onderstaande stappen te volgen om
een veilig gebruik van het product te garanderen.
▪
Zorg ervoor dat de laadkabel vrij is van schade, roest en andere afwijkingen. Als het schade,
roest of een andere afwijking heeft, gebruik het dan niet.
▪
Controleer of de kabel vochtig is. Als dit het geval is, veeg het dan droog met een schone en
droge doek en laat het volledig drogen.
▪
Zorg ervoor dat u de juiste kabel voor uw voertuig heeft.
Gebruik de kabel nooit in een omgeving met ontvlambare stoffen.
▪
GEBRUIKSAANWIJZING
Volg de onderstaande instructies om de elektrische voertuigkabel te gebruiken:
1.
Raadpleeg voordat u de kabel gebruikt de handleiding van uw voertuig en maak uzelf
vertrouwd met de instructies voor het opladen van uw voertuig.
2.
Rol de laadkabel volledig uit om warmtevorming en struikelen te voorkomen.
3.
Stel indien nodig de laadunit
4.
Steek de kabel in de ingang van uw voertuig. Eenmaal aangesloten, begint de groene
Charging-LED te knipperen om aan te geven dat het opladen bezig is.
5.
Om het opladen te stoppen ontgrendelt u de auto. Haal de stekker uit de auto en berg
deze op. .