3
Inbedrijfstelling
WAARSCHUWING!
Een ondeskundig in bedrijf gestelde
DAIKIN EKHHP kan het leven en de ge-
zondheid van personen in gevaar
brengen en de werking beïnvloeden. De
eerste inbedrijfstelling van de DAIKIN
Warmwaterwarmtepomp enkel door ge-
machtigde en opgeleide verwarmings-
vaklui laten uitvoeren.
LET OP!
Door een ondeskundig in bedrijf gestelde
DAIKIN EKHHP kan materiële en milieu-
schade ontstaan.
● Ter vermijding van corrosieproducten
en afzettingen de desbetreffende
regels van de techniek in acht nemen.
Minimumvereisten voor de kwaliteit
van vul- en aanvulwater:
– Waterhardheid (calcium en magne-
sium, berekend als calciumcarbo-
naat): ≤ 3 mmol/l
– Geleidingsvermogen: 1500 (ideaal:
≤ 100) μS/cm
– Chloride: ≤ 250 mg/l
– Sulfaat: ≤ 250 mg/l
– pH-waarde: 6,5 - 8,5.
● Als de hierboven genoemde minimum-
vereisten voor de waterkwaliteit van
plaatselijke waterleidingbedrijven niet
kunnen worden gegarandeerd, moeten
geschikte voorzorgsmaatregelen
worden genomen voor de watervoor-
bereiding.
● De tapwaterkwaliteit moet overeen-
stemmen met de EU-richtlijn 98/83 EC
en de regionaal geldende
voorschriften.
DAIKIN EKHHP(3/5)00AA2V3
DAIKIN Warmwaterwarmtepomp
008.1423432_02 – 09/2015
LET OP!
Als de DAIKIN EKHHP bij een onvolledig
gevuld boilerreservoir in bedrijf wordt
gesteld, kan dit tot een prestatievermin-
dering bij de verwarming of een vernie-
tiging van de geïntegreerde aanjaagver-
warmer (BOH) leiden en evt. een
elektrisch defect veroorzaken.
● DAIKIN EKHHP enkel bij een volledig
gevuld boilerreservoir gebruiken.
3.1 Inbedrijfstelling
3.1.1 Voorwaarden
– De DAIKIN EKHHP is opgesteld en volledig
aangesloten.
– Het koelmiddelsysteem is ontvochtigd en met
de voorgeschreven hoeveelheid koelmiddel
gevuld.
– Het warmwaterverdeelnet is ontlucht en staat
onder de juiste druk (zie hoodstuk 2.7).
– De boiler is tot aan de overloop gevuld (zie
hoofdstuk 7.2).
– De optionele toebehoren zijn gemonteerd en
aangesloten.
Nadat de DAIKIN EKHHP werd opgesteld en vol-
ledig werd aangesloten, moet hij evt. door vak-
kundig personeel eenmalig aan de installatieom-
geving worden aangepast (configuratie van opti-
onele toebehoren, parameter instellen).
Na het voltooien van deze configuratie is de instal-
latie bedrijfsgereed en kan de gebruiker verdere
instellingen aan de installatie uitvoeren.
De verwarmingsvakman moet de gebruiker in-
strueren, het inbedrijfstellingsprotocol opstellen
en volgen.
3
x
Inbedrijfstelling
Installatie- en bedieningshandleiding
15