– ofwel direct, door het gebruik van geschikte oplossingen in het ontwerp
– of
indirect
door
veiligheidsvoorzieningen.
• Op het display, op het bedieningspaneel, worden eventuele afwijkende situaties
weergegeven.
• Tijdens het onderhoud blijven er echter enkele gevaren bestaan die niet kunnen worden
geëlimineerd en die geneutraliseerd moeten worden door het gebruik van specifieke
voorzorgsmaatregelen.
• Het is verboden om welke controle-, reinigings-, reparatie- of onderhoudshandeling dan
ook te verrichten op onderdelen die in beweging zijn. Van dit verbod moeten de
werknemers door middel van duidelijk zichtbare waarschuwingen op de hoogte worden
gesteld.
• Om de doelmatigheid van de machine en de goede werking te garanderen is het
absoluut noodzakelijk periodiek onderhoud te verrichten zoals aangegeven in deze
handleiding.
• Wij adviseren u regelmatig alle veiligheidsvoorzieningen en de isolatie van de
elektrische kabels te controleren. Beschadigde kabels moeten vervangen worden.
• Reparaties en buitengewoon onderhoud aan de machine mogen uitsluitend worden
uitgevoerd door gespecialiseerd geautoriseerd personeel, uitgerust met alle geschikte
persoonlijke
beschermingsmiddelen
gereedschappen en hulpmiddelen.
• Het is altijd verboden de machine aan te zetten tijdens het verwijderen, veranderen of
openmaken van beschermingen, beveiligingen en veiligheidsvoorzieningen.
Oneigenlijk gebruik dat redelijkerwijs voorzien kan worden
Met 'oneigenlijk gebruik' wordt elk gebruik bedoeld dat anders is dan wat er gespecificeerd
is in deze handleiding. Tijdens de werking van de machine zijn andere soorten
werkzaamheden of activiteiten, die oneigenlijk worden geacht of die over het algemeen
gevaar met zich meebrengen voor de veiligheid van de medewerkers en die schade aan de
machine kunnen veroorzaken, niet toegestaan. Oneigenlijk gebruik dat redelijkerwijs
voorzien kan worden omvat:
• gebrek aan onderhoud, reiniging en periodieke controles van de machine;
• structurele wijzigingen of wijzigingen aan de werkingslogica;
• geknoei aan beschermingen of veiligheidsvoorzieningen;
• het niet gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen door de operators, het
gespecialiseerde personeel en het onderhoudspersoneel;
• het niet gebruiken van geschikte accessoires (bijv. het gebruik van ongeschikte
gereedschappen, ladders);
• het plaatsen, in de omgeving van de machine, van brandbare of ontvlambare materialen
of materialen die in elk geval niet verenigbaar zijn met de werkzaamheden of die
irrelevant zijn;
• onjuiste installatie van de machine;
• het in de machine stoppen van voorwerpen die niet verenigbaar zijn met de werking
ervan of die schade kunnen toebrengen aan de machine of aan het milieu;
• op de machine klimmen;
• het niet in acht nemen van de aanwijzingen voor het juiste gebruik van de machine;
• ander gedrag dat gevaar oplevert dat niet door de fabrikant kan worden geëlimineerd.
• Het niet controleren dat deuren of laden volledig gesloten zijn door vergeetachtigheid of
slordigheid.
• Het plaatsen van het product in de compartimenten zodat goede luchtcirculatie wordt
geblokkeerd of het perfect sluiten van deuren/laden wordt verhinderd.
het
plaatsen
van
beschermingen,
alsmede
met
beveiligingen
geschikte
uitrusting,
en
7