4
Reglementair gebruik
De Mobile Power oplader mag alleen worden gebruikt
voor het laden van Mobile Power accupacks! Neem de
instructies in het bedieningshandboek Mobile Power
accu in acht.
5
Omgevingscondities
Temperatuurbereik van de omgevings-
lucht:
in bedrijf: 0 °C ...+45 °C (+32 °F ... +113 °F)
bij transport en opslag:
Bedrijf, opslag en transport mogen alleen bin-
nen de aangegeven limieten plaatsvinden! Het
gebruik buiten deze limieten geldt als niet con-
form de voorschriften. Voor daardoor ontstane
schade is de fabrikant niet aansprakelijk.
6
Transport en opstelling
Trek voor een transport de netstekker los.
Let erop dat de accu en oplader tijdens het
laden niet omlaag kunnen vallen.
Laad de accu nooit in een zeer stoffige of
vervuilde omgeving.
Let erop dat de koelluchtopeningen altijd vrij
zijn!
– Zet het apparaat nooit direct bij de wand!
– Dek geen koelluchtopeningen af!
Het apparaat zou kunnen worden oververhit en bescha-
digd!
Koelluchtopeningen bevinden zich aan de
– voorkant van het apparaat
– achterkant van het apparaat
- 22 -
-25 °C ... +55 °C
(-13 °F ... +131 °F)
909.2149.9-01
7
Inbedrijfstelling
 Sluit netkabel 3 aan op de oplader en het stroomnet
(100 - 240 V ~).
 Bij contact tussen de oplader en het net wordt een
zelftest uitgevoerd, waarbij de LED Power 1 bij de op-
lader begint te branden.
 Sluit laadkabel 6 op de accu aan. (Zie ook bedienings-
handboek Mobile Power accu)
 Het laadproces wordt binnen enkele seconden gestart
en overeenkomstig gesignaleerd door de LED Power
1 en LED Status 2 bij de oplader.
Inbedrijfstelling
05.14