7. VERPLAATSEN
De steiger mag alleen in de langsrichting met de hand vanaf de grond verplaatst worden. Tijdens
het verplaatsen mag de normale loopsnelheid niet worden overschreden en mogen er zich geen
personen en/of materialen op de steiger bevinden. Let tijdens het verplaatsen op voor
hindernissen zowel op als boven de grond.
Bij windkrachten groter dan 4 Beaufort mag de steiger niet meer verplaatst worden (stof, zand
en papier waait op, kleine takken worden afgerukt; de windsnelheid is 4 - 6 m/s = ±18
km/uur). Wees voorzichtig wanneer de steiger op ongeschikte oppervlakken (hellende vlakken,
onvoldoende draagvermogen, gaten ed) wordt verplaatst; zorg ervoor dat de wielen op de juiste
momenten geremd zijn of vrij staan. Bij het verplaatsen mogen de steunpunten van de
poten/bogen slechts enkele centimeters vrij van de ondergrond zijn. Na het verplaatsen dienen de
steunpunten weer op de grond gebracht te worden zodanig dat ze net dragen.
8. VERANKERINGEN
Verankeringen dienen gebruikt te worden wanneer de steiger instabiel wordt door bijv. te grote
windkracht. De verankeringen moeten stevig zijn en aan beide staanders van het raam met
haakse of draaibare koppelingen worden bevestigd. Veranker op deugdelijke en geschikte
plaatsen aan een constructie of gebouw. Op tenminste iedere 4 meter hoogte moeten 2
verankeringen worden aangebracht (dus 1 per raam).
9. DEMONTAGE VAN DE ROLSTEIGER
Demonteren van de rolsteiger vindt in omgekeerde volgorde plaats. Begin bovenaan met het
verwijderen van de kantplanken en kantplankhouders. Leg de platformen en leuningen terug
zodat alle onderdelen via de platformen omlaag getransporteerd kunnen worden. Breek de
rolsteiger van boven naar beneden af. Gooi niet met onderdelen!
10. ONDERHOUD
Alle onderdelen, vooral de bewegende delen en de lassen, moeten regelmatig, doch minimaal
eenmaal per jaar, op slijtage en beschadigingen gecontroleerd worden. Vermiste en kapotte
onderdelen moeten worden vervangen. Aluminum onderdelen mogen niet meer gebruikt worden
in één of meer van de volgende gevallen:
- als ronde buizen 1 of meer doffe deuken met een diepte van meer dan 3,0 mm hebben
- als ronde buizen 1 of meer deuken direct naast een lasverbinding hebben, ongeacht
deukdiepte en vorm van de deuk
- als vierkante/rechthoekige kokers 1 of meer doffe deuken met een diepte van meer dan 2,0
mm hebben
- als buizen of kokers 1 of meer scherpe deuken of scheurvorming hebben, ongeacht
lengte/diepte en locatie van de deuk(en)/scheur.
Bewegende delen, o.a. wielen, moeten schoon en goedlopend zijn.
Reparatie van steigermateriaal dient altijd te geschieden in overleg met de fabrikant.
14