het actieve spoor. Dit kan worden opgeslagen. U kunt sporen
weergeven op elke kaart of in elke 3D-kaartweergave.
Sporen weergeven
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Sporen.
Een lijn achter uw boot op de kaart geeft uw route aan.
Het actieve spoor wissen
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Wis actief
spoor.
Het spoorgeheugen wordt gewist, maar het huidige spoor
wordt wel opgeslagen.
Het actieve spoor opslaan
Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd, wordt het actieve
spoor genoemd.
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Actief spoor
opslaan.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer de tijd waarop het actieve spoor is begonnen.
• Selecteer Geheel log.
Een lijst met opgeslagen sporen weergeven
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen
sporen.
Een opgeslagen spoor bewerken
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen
sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Wijzig spoor.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Naam en voer een nieuwe naam in.
• Selecteer Spoorkleur en selecteer een kleur.
Een spoor opslaan als route
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen
sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Wijzig spoor > Sla op als > Sla op als route.
Naar een opgeslagen spoor zoeken en navigeren
Voordat u een lijst met sporen kunt doorzoeken en naar het
gewenste spoor kunt navigeren, moet u ten minste één spoor
maken en opslaan
(Het actieve spoor opslaan, pagina
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen
sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Volg spoor.
4
Selecteer een optie:
• Selecteer Vooruit om vanaf het beginpunt dat is gebruikt
bij het maken van het spoor naar het spoor te navigeren.
• Selecteer Achteruit om vanaf het bestemmingspunt dat is
gebruikt bij het maken van het spoor naar het spoor te
navigeren.
5
Controleer de koers, die met een gekleurde lijn is
aangegeven.
6
Volg de lijn langs elk traject van de route, vermijd land,
ondiep water en andere obstakels.
Een opgeslagen spoor verwijderen
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Opgeslagen
sporen.
2
Selecteer een spoor.
3
Selecteer Wis.
Toestelconfiguratie
Alle opgeslagen sporen verwijderen
Selecteer Gebruikersgegevens > Beheer gegevens > Wis
gebruikergegevens > Opgeslagen sporen.
Het actieve spoor volgen in tegengestelde richting
Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd, wordt het actieve
spoor genoemd.
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Volg actief
spoor.
2
Selecteer een optie:
• Selecteer de tijd waarop het actieve spoor is begonnen.
• Selecteer Geheel log.
3
Controleer de koers, die met een gekleurde lijn is
aangegeven.
4
Volg de gekleurde lijn, vermijd land, ondiep water en andere
obstakels.
De kleur van het actieve spoor instellen
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Actieve
spooropties > Spoorkleur.
2
Selecteer een spoorkleur.
Het spoorloggeheugen beheren tijdens het opslaan
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Actieve
spooropties.
2
Selecteer Opnamemodus.
3
Selecteer een optie:
• Selecteer Vul om een logboek met sporen bij te houden
tot het geheugen met sporen vol is.
• Selecteer Wikkel om het logboek met sporen continu bij
te houden, waarbij de oudste koersgegevens worden
vervangen door nieuwe gegevens.
Het opslaginterval van het spoorlog configureren
U kunt de frequentie aangeven waarmee de sporen worden
geregistreerd. Het frequent vastleggen van spoorpunten is
nauwkeuriger maar hierdoor raakt het logboek met sporen wel
sneller vol. Het resolutie-interval wordt aanbevolen voor het
meest efficiënte gebruik van het geheugen.
1
Selecteer Gebruikersgegevens > Sporen > Actieve
spooropties > Opslaginterval > Interval.
2
Selecteer een optie:
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van de afstand
11).
tussen twee punten, selecteert u Afstand > Wijzig en
voert u de afstand in.
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van tijdinterval,
selecteert u Tijd > Wijzig en geeft u de interval op.
• Als u een spoor wilt vastleggen op basis van een afwijking
in de koers, selecteert u Resolutie > Wijzig en voert u de
maximale toegestane fout in van de ware koers voordat er
een spoorpunt wordt vastgelegd.
Systeeminstellingen
Selecteer Instellingen > Systeem.
Scherm: Past de helderheid van de schermverlichting
schermverlichting aanpassen, pagina
kleurenschema
Zoemer: Schakelt het signaal in en uit dat afgaat voor alarmen
en selecties
GPS: Geeft informatie over de GPS-satellietinstellingen en -
positie.
Automatisch inschakelen: Schakelt het toestel automatisch in
als stroom wordt toegevoerd.
Toestelconfiguratie
2) en het
(De kleurmodus aanpassen, pagina
(De zoemer instellen, pagina
(De
2) aan.
2).
11