9
De lader gebruiken
Opmerking
• De temperatuursensor werkt alleen in de I-, Uo- en U-fasen.
• Het uitgangsspanning wordt aangepast volgens de functie -25mV/°C voor de WSC-1215,
WSC-1215SB, WSC-1230 en WSC-1230SB, en -50mV/°C voor de WSC-2408 en WSC-2415.
De maximum uitgangsspanning is echter 15V/30V, en het minimum is 13,2V/26,4V.
• Als de via de TF-100 gedetecteerde accutemperatuur 55°C wordt, dan zal de lader het laadproces
stoppen, (De "E.Q"- LED knippert rood, en de "STATUS'-LED brandt oranje), en zal automatisch
worden hersteld zodra de temperatuur tot 45°C daalt.
• De Uitgangsspanning van de optionele 2A-laaduitvoer voor de WSC-1215 en WSC-1230 is vast,
en NIET aangepast volgens de TF-100.
9.4 Ventilatorsnelheid
De ventilatorsnelheid is aangepast aan de stroom en de temperatuur in de lader.
Als de lading groter is dan 70% van de maximale stroom van de lader, dan zal de ventilator
op 100% draaien.
Als de lading kleiner is dan 70% van de maximale stroom van de lader, dan zal de snelheid
van de ventilator worden bepaal aan hand van de temperatuur in de lader.
Als de temperatuur stijgt, dan zal de ventilator gaan draaien bij een temperatuur van 45°C,
en op 100% gaan draaien als de temperatuur de 65°C bereikt. een temperatuur van 60°C,
en stoppen met draaien bij een temperatuur van 40°C.
9.5 Functionele controle
De status-LED aan de voorzijde van het apparaat kan worden gebruikt om de status van het
laadproces te controleren.
Opmerking
De optionele afstandsbediening kan tevens worden gebruikt om de status van het laadproces te
controleren. De LEDs op de afstandsbediening geven via hun kleuren verschillende laadfases aan.
Afbeelding 22 Ventilatorsnelheid
25
NL