Adres van de terugmeldmodule instellen:
De adressen voor terugmeldingen in het Digital plus Systeem,
liggen in het bereik van 1 t/m 128. Opdat een eenduidige
terugmelding mogelijk is, mag ieder adres slechts slechts
eenmaal in het systeem voorkomen.
Bovendien is het adresbereik onderverdeeld. De adresruimte
van 1 t/m 64 is voorbehouden aan wisseldecoders met
terugmelding. Terugmeldmodules zoals de RS-8 kunnen
echter op ieder adres van 1 tot 128 ingesteld worden, maar
zouden zo mogelijk het adresbereik van 65 t/m 128 moeten
gebruiken, om overlapping in elke situatie te vermijden.
Daarom hebben wij de terugmeldmodule RS-8 in de fabriek
ingesteld op het adres 65.
Om een ander adres in te stellen, hebben wij gekozen voor een
programmeertoets S1 en de rode lichtdiode.
Door eenmaal op de programmeertoets te drukken, gaat de
lichtdiode knipperen. Dit is het teken, dat de terugmeldmodule
RS-8 in de programmeermodus staat.
Uitgangspunt voor de programmering is, dat de aansluiting
van de met J en K gekenmerkte klemmen IN2 en IN2 van het
20-polige
klemmenmblok
digitaalstroomkring, zoals eerder werd beschreven.
Knippert de lichtdiode, dan kunt u het terugmeldadres mbv. de
handregelaar LH100 instellen. Daarvoor gaat u met de
toetsencombinatie >F< en >5< naar de bedrijfsmodus
magneetartikel
schakelen.
terugmeldadres (bijv. >7< >4< voor 74) en >ENTER< in.
Wanneer u nu de toets >+< of >-< drukt, wordt het ingestelde
terugmeldadres van de RS-8 module opgeslagen. Ten teken,
dat de module het adres begrepen heeft, dooft de lichtdiode.
De
terugmeldmodule
staat
bedrijfsmodus.
Met >ESC<, >F< en >6< gaat u nu naar de bedrijfsmodus
terugmeldingen op de handregelaar LH100. Geef nu het eerder
ingestelde terugmeldadres (bijv. >7< >4< voor 74) en
>ENTER< in.
Is de terugmeldmodule RS-8 correct aan de RS-terugmeldbus
aangesloten, dan verschijnt in het display van de handregelaar
LH100 linksonder het ingestelde terugmeldadres een kleine
letter b.
Heeft de terugmeldmodule RS-8 zich niet onder dit adres over
de
RS-bus
kunnen
melden,
terugmeldadres in het display van de handregelaar een
koppelteken (-). In dit geval dient u de bedrading van de RS-8
module te controleren en herhaalt u het instellen van het
terugmeldadres.
Baanvakken aansluiten:
De
volgende
tekening
terugmeldmodule RS-8 op de rails wordt aangesloten.
Met de klemmen 1 t/m 8 worden de geïsoleerde baanvakken
verbonden, die bewaakt moeten worden. Zoals in de tekening
te zien is, kan er worden volstaan met het isoleren van één
spoorstaaf. Gedetailleerde aansluitvoorbeelden vindt u op onze
web-site
(www.ldt-infocenter.com)
„aansluitvoorbeelden".
Om twee verschillende vermogensversterekers (LZV100 /
LV101 / LV102 / LV200) te kunnen aansluiten, is de RS-8 in 2
maal 4 spoorbezetmelders opgedeeld. De uitgangen 1 t/m
4 worden over de ingangsklemmen IN1 en de uitgangen 5 t/m
8 over de ingangsklemmen IN2 gevoed. Zo is het eventueel
ook mogelijk, ten hoogste 4 baanvakken in een keerlus te
bewaken. Daarvoor zijn de ingangsklemmen IN1 beschikbaar.
Vervolgens wordt tussen de vermogensversterker en IN1
een keerlusmodule (bijv. LK100) geschakeld.
Let daarbij goed op de kenmerken J en K aan de klemmen IN1
en IN2 alsmede die op de vermogensversterker.
zijn
aangesloten
op
Geef
nu
het
gewenste
nu
weer
in
de
normale
dan
staat
achter
maakt
duidelijk,
hoe
Opdat het op de overgangen tussen de verschillende
baanvakken niet tot kortsluiting komt, wanneer deze door
treinstellen overreden worden, dient gelet te worden op een
voortdurend gelijke aansluitvolgorde van de baanvakken.
Von Zentrale
de
oder Booster
From command station
or booster
Daarvoor
zijn
doorgetrokken- en een onderbroken lijn gekenmerkt. De
draden afkomstig van J moeten altijd aangesloten worden op
de klem aangeduid door de doorgetrokken streep.
Zou het bij het overrijden van een baanvakovergang tot
kortsluiting komen, (centrale komt in „nood-UIT"), verwissel
dan de draden van het bewaakte baanvak/blok in de
betreffende klemmen.
Ontstoringscondensatoren
bezetmeldingen leiden en behoren in principe niet voor te
komen in de te bewaken baanvakken/blokken.
Wanneer u de assen van een treinstel met weerstandslak
bestrijkt
voor
weerstandswaarde mbv. een multimeter na te meten.
Ligt de weerstandswaarde in het bereik van 5KOhm tot
10KOhm, dan wordt deze door de spoorbezetmelder van de
terugmeldmodule RS-8 zeker herkend.
In de handel gebruikelijke ‚weerstands' assen met een
weerstandswaarde van 18KOhm worden nog net herkent, als
de spoorstaven schoon zijn en de wagon goed op de rails
staat. In dit geval is het beter om twee assen van het treinstel
het
van weerstandsassen te voorzien. De weerstandswaarde van
de gezamenlijke wagonassen bedraagt dan ca. 9KOhm, die
ook bij een lichte vervuiling van de spoorstaven nog tot een
zekere herkenning leidt.
Probleemoplossingen:
Wat te doen, als iets niet functioneert zoals beschreven is?
een
Indien u de module als bouwpakket heeft gekocht, dient u
allereerst
grondig
soldeerplaatsen kritisch te controleren.
Test vervolgens de individuele bezetmeldingen, voordat u deze
op de baanvakken/blokken aansluit.
Daartoe kunt u met een weerstand (van een paar honderd
onder
Ohm) de bezettoestanden aan de individuele klemmen
simuleren. Zonder weerstand zou de ingang als vrij, en met
weerstand als bezet op de centrale of PC getoond moeten
worden.
Technische wijzigingen en fouten voorbehouden. © 10/2008 by LDT
IN1
1
2
3
4
IN2
5
6
RS-8
KL7
RS-Rückmeldebus
RS-feedback bus
Vom Modellbahntrafo
From transformer
de
uitgangsklemmen
kunnen
railbezetherkenning,
dan
de
bestukking
en
Littfinski DatenTechnik (LDT)
D-25492 Heist/Germany
Phone: 0049 4122 / 977 381
Fax: 0049 4122 / 977 382
Internet: http://www.ldt-infocenter.com
Vertaling: ©2005 – Jaap Kramer
Lenz en Digital plus zijn geregistreerde handelsmerken.
7
8
resp.
met
een
tot
foutieve
dient
u
de
de
individuele
Made in Europe by
Kleiner Ring 9