C
onderzoek is gebleken dat het cardiovasculaire risico stijgt als de
polsdruk premanent hoger is dan 65 mmHg.
Het hart functioneert in twee fasen, de contractiefase (systole)
en de rustfase fase (diastole). Het drukverschil tussen systole en
diastole wordt polsdruk of pulsamplitude genoemd. Des te hoger
de polsdruk des te stijfer de vaten.
Hoge bloeddruk
Boven 65 mmHg
Verhoogde polsdruk
55 tot 65 mmHg
Normale polsdruk
Onder 55 mmHg
Als uw polsdruk altijd boven 55 mmHg aangeeft bespreek dit dan
met uw arts.
13. Aritmie/atriumfibrilleren/polsstoornissen
Als het apparaat een onregelmatige pols con-
stateert verschijnt na de meting het symbool
in het display. Dit kan ontstaan door hartritme-
stoornissen, beweging, praten of zelfs door diep
ademhalen.
Het symbool wordt opgeslagen bij de respectievelijke meting.
Symbool knippert: het apparaat heeft sterke polsstoornis-
sen met een zeer snelle pols herkent. Dit kan duiden op
atriumfibrilleren. Herhaal de meting. Als het knipperende
symbool verschijnt tijdens drie opeenvolgende metingen
bespreek dit dan met uw arts.
Symbool knippert niet: hartritmestoornissen of onregel-
matige pols gedetecteerd.
Dit apparaat is geen instrument voor het diagnostiseren van atri-
umfibrilleren. Het laat alleen de mogelijkheid zien van de aanwe-
NL-20
Het apparaat gebruiken
Het apparaat gebruiken
zigheid ervan. Als het display het symbool toont is het nood-
zakelijk om contact op te nemen met uw arts om een juiste
diagnose te kunnen stellen.
Metingen vergezeld van onregelmatige polsen moeten worden
beschouwd als kritiek en moeten herhaald worden onder betere
condities.
Opgelet: Verwar niet het onregelmatige pols display
knipperende pols display
dat de hartslag aangeeft gedurende
elke meting (zie pagina 17).
14. Bewegingscontrole
Bewegen tijdens het meten kan resulteren in
onnauwkeurige meetwaardes. De bewegings-
controle indicator registreert sterke bewegingen
d.m.v. het symbool
in het display. Ook ande-
re storingen zoals spreken,hoesten of manchet-
geluiden kunnen ervoor zorgen dat het symbool
verschijnt. Als dit voorkomt, herhaalt u dan de
meting en vermijdt storingen.
Het symbool wordt opgeslagen bij de bijbehorende meting.
15. Het geheugen gebruiken
Het apparaat bewaard de gemeten waardes in twee geheugen-
plaatsen (één per gebruiker). Elk geheugen kan tot 120 waardes
opslaan en de gemiddelde waarde (A). De gemiddelde waarde
wordt berekend aan de hand van de laatste drie genomen me-
tingen.
Gemeten waardes worden automatisch vastgelegd in het geheu-
gen. Als er meer dan 120 waardes worden opgeslagen wordt de
C
met het
NL-21