Fire Sentry FS7-130-SX en FS-130-SX2 Controllers
Installatie- en bedieningshandleiding
MAN0933_V1_1521-001_Rev. E_08-12
•
Activeert hoofdwaarschuwingsrelais tijdens een waarschuwingstoestand (ALERT).
1.3.1
Controllersignalen
Er zijn vijf 24 V dc, 1 A brandsignaalrelais in de controller voor interface met externe
apparatuur, zoals een brandregelpaneel.
1.3.2
Hoofdwaarschuwingsrelais
Tijdens de normale werking is het hoofdwaarschuwingsrelais niet geactiveerd, met
open contacten. Tijdens een waarschuwingstoestand (ALERT), wordt het
hoofdwaarschuwingsrelais
hoofdwaarschuwingsrelais reageert op elke detector die een waarschuwing
(ALERT) stuurt, zelfs als de detector onmiddellijk overgaat op het alarmniveau.
1.3.3
Zone-alarmrelais
Er zijn 4 alarmzones. De SX-controller heeft ÉÉN detector per zone nodig om alarm
te slaan, voordat het alarmrelais sluit. De SX2-controller heeft TWEE detectors per
zone nodig om alarm te slaan, voordat het alarmrelais sluit.
1.3.4
Storingsrelais
Tijdens de normale werking is het storingsrelais geactiveerd, met gesloten
contacten. Er zijn twee gele storings-LED's voor indicatie van mogelijke storingen.
COMM Fault: Communicatiestoringen worden veroorzaakt door een onjuiste
bedrading, losse aansluitingen, beschadigde connectors of kabels.
SYSTEM Fault: Systeemstoringen, zoals een interne operationele zelftest- of
relaisspoelstoring van een detector.
Als zich één van deze storingen voordoet, wordt het storingsrelais gedeactiveerd en
gaan de relaiscontacten open. Zodra de storing is gewist, wordt het relais
geactiveerd en gaan de contacten dicht, waarna de gele LED dooft.
Voor meer informatie over het oplossen van problemen, wijst de SX-software op de
detector met de storing.
1.3.5
Stand voor niet-vergrendelend relais
De controller functioneert in de niet-vergrendelde stand: de brandsignaalrelais
worden automatisch na 5 seconden gereset als de oorzaak van de situatie is
geëlimineerd (bijvoorbeeld brand vanzelf geblust).
1.3.6
Detectorzoekfunctie van de controller
Als de controller met een nieuw stel detectors moet functioneren, moet tijdens de
eerste inschakeling van het systeem of wanneer detectors aan het systeem worden
toegevoegd een zoekfunctie worden uitgevoerd. Hierdoor rangschikt de controller
de online detectors op volgorde van serienummer. De detectorzoekfunctie moet
worden gestart door een pc-aansluiting op de RS-232-poort van de controller en
SX-software. Na afloop van de zoekfunctie worden de nummers van de online
detectors op het pc-scherm weergegeven. Deze serienummers moeten worden
gecontroleerd. Een volledige lijst met serienummers kan dan worden weergegeven
voor verificatie van de detectors die op het systeem zijn aangesloten.
1.3.7
Zonewerking
Als een detectorzoekfunctie wordt uitgevoerd, worden alle detectors aan zone 1
toegewezen. Om van zone te veranderen, moet ook de RS-232-aansluiting met een
pc en de SX-software worden gebruikt (raadpleeg deel 3.2). Elke detector kan aan
één van de vier zones worden toegewezen. Er mogen maximaal 12 detectors aan
elke zone worden toegewezen. Voor de SX2 moeten minstens twee detectors per
geactiveerd
en
de
contacten
gesloten.
Het
Pagina 4