niet volledig uit, maar geeft lagere spanningspulsen met grotere intervallen. De batterij LED
knippert snel, wanneer de bescherming tegen te diepe ontlading in werking is.
Soms kan het gebeuren dat je een oude autostartbatterij wenst te gebruiken, die eigenlijk niet meer
bruikbaar is als startbatterij. De bescherming tegen te diepe ontlading kan geactiveerd worden en weigeren
dat je dergelijke oude batterij gebruikt, omdat het niveau van de elektrische spanning van de oude batterij
lager is dan de toegestane minimum spanning zoals geëist door de bescherming tegen te diepe ontlading.
De bescherming tegen te diepe ontlading kan echter uitgeschakeld worden om toch dergelijke oude
startbatterij tot op het einde van de levenscyclus te gebruiken.
Schakel de bescherming tegen te diepe ontlading als volgt uit:
•
Schakel het schrikdraadapparaat in op volle vermogen
•
Ontkoppel de zwarte batterijverbindingskabel van de aardingsknop van de batterij
•
Herhaal volgende instructies drie keer:
1. wacht tien seconden
2. herverbind de batterij. Het schrikdraadapparaat zal herstarten
3. ontkoppel de batterij opnieuw, nadat de LED voor de afrasteringspanning (symbool
keer oplichtte.
4. Keer terug naar het begin om de handelingen te herhalen.
Nu is de bescherming tegen te diepe ontlading uitgeschakeld. Dit wordt aangegeven door het
schrikdraadapparaat waarbij de LED voor de afrasteringspanning drie keer snel oplichtte waarna het
normaal begint te knipperen. De waarschuwing bij batterij met te laag vermogen, werkt normaal, maar
de spanningspuls en de pulsinterval veranderen niet bij een batterij met lage elektrische spanning.
Indien een batterij een elektrische spanning heeft van minder dan ca. 8,5 V, dan zal het schrikdraadapparaat
zich in alle situaties zelf uitschakelen.
De bescherming tegen te diepe ontlading kan opnieuw ingeschakeld worden met dezelfde handelingen zoals
die nodig waren om ze uit te schakelen en zoals hierboven uitgelegd.
5. Aarden
Een degelijke aarding is noodzakelijk voor een degelijk functioneren van de elektrische afrastering. Het
schrikdraadapparaat is normaal verbonden met de aarde via aardingspennen, die verbonden zijn met de
aardingsknop
op het schrikdraadapparaat. We raden aan om 1 tot 2 aardingspennen te gebruiken voor
de OLLI 120 B, 180 B en 250 B+. Misschien moet je meer aardingspennen gebruiken in droge
omstandigheden en bij lange afrasteringen.
Sla de aardingspennen op een vochtige plaats in de grond en sla ze ongeveer een meter van elkaar.
Gebruik de warm verzinkte aardingspennen van Olli, voorzien van een verbindingskabel, om een uitstekend
resultaat te bekomen.
Belangrijk:
Het foutief aarden is de meest voorkomende oorzaak van het slecht functioneren van de
omheining en de storingen in radio's, telefoons en op tv's.
6. Storingen bij elektrische apparaten
De radiofrequentie van de puls van een schrikdraadapparaat is zo laag dat een correct geïnstalleerde
elektrische afrastering geen zichtbare of hoorbare storingen veroorzaakt bij radiotoestellen. De belangrijkste
oorzaak van storingen (nl. het typische klikkend geluid in luidsprekers) wijst op een onvoldoende of onjuist
geïnstalleerde aarding voor de elektrische afrastering. Controleer de aarding en verbeter of herstel de
aarding overeenkomstig hoofdstuk 4 in deze gebruikershandleiding.
Een andere typische oorzaak van storingen zijn vonken. Een vonk spreidt een draad spectrum van
elektromagnetische straling dat kan gehoord worden als het klikkende geluid in luidsprekers of gezien als de
horizontale storende strepen op het beeldscherm van tv's.
) drie
8