5. Bewerk de vakken en selecteer OK.
Als u tijdens het bewerken van de snelkoppeling terug wilt keren naar een vorig vak, selecteert u
Terug. Als u in het eerste vak
oorspronkelijke gegevens van de snelkoppeling hersteld. Als u de telefoonfunctie voor de snelkoppeling wilt
wijzigen, moet u de snelkoppeling opnieuw definiëren.
■ Een snelkoppeling doorgeven
Een snelkoppeling doorgeven aan een compatibele telefoon:
1. Selecteer in de weergave
2. Blader naar de gewenste snelkoppeling en selecteer
In het display wordt de volgende tekst weergegeven:
3. Houd de telefoon op 0-5 centimeter afstand van de telefoon waaraan u de
snelkoppeling wilt doorgeven, met de NFC-logo's tegen elkaar (zie afbeelding).
Als de snelkoppeling goed is doorgegeven, wordt in het display de volgende
tekst weergegeven:
verschijnt in het display een foutbericht.
■ Een snelkoppeling starten en naar een tag schrijven
Een snelkoppeling starten:
1. Selecteer in de weergave
2. Blader naar de snelkoppeling die u wilt starten en selecteer Starten. U wordt gevraagd het starten te
bevestigen. Druk op
Opties
>
Terug
Raak de tag aan
de optie Snelk..
Doorgeven is
voltooid. Als het doorgeven is mislukt,
Raak de tag aan
de optie Snelk..
OK
als u de functie wilt uitvoeren of druk op Terug.
Copyright © 2006 Nokia. All rights reserved.
selecteert, keert u terug naar het vak
Opties
> Doorgeven.
Raak andere telefoon
Opties
Snelk.
en worden de
aan.
>
14