System 3000
Ruimtetemperatuurregelaar Display, Ruimtetemperatuurregelaar BT
5
Functiebeschrijving
Bedieningsmodus verwarmen en koelen
Met moderne warmtepomp-verwarmingsinstallaties kunnen ruimtes vaak ook worden gekoeld.
Het element ondersteunt deze functie met de bedieningsmodus "Verwarmen en koelen". In de-
ze bedieningsmodus wordt continu op de ingestelde koeltemperatuur geregeld. Bij het koelen
zijn er geen tijdprogramma's. Een verandering van de koeltemperatuur is alleen via de tempera-
tuurparameters mogelijk en niet met het +/- pulsbedrijf.
In combinatie met een ruimtethermostaateenheid wordt bij inschakeling van de netspanning op
ingangsklem "C" het koelen geactiveerd. Bij schakeleenheden wordt het koelen door inschake-
ling van de netspanning op de nevenaansluitingsingang "1" geactiveerd.
Vorstbeveiliging / herkenning sterke temperatuurverlaging Ʒ
De vorstbeveiligingstemperatuur is de minimale temperatuur waarop wordt geregeld om vorst-
schade te voorkomen. Bij een sterke temperatuurverlaging, bijv. na het openen van een raam
wordt gedurende maximaal 30 minuten op de vorstbeveiligingstemperatuur geregeld. Daarvoor
moet de parameter Herkenning sterke temperatuurverlaging Ʒ zijn geactiveerd.
Verwarmingsoptimalisatie ƹ
Het verwarmen begint maximaal 4 uur vóór het schakeltijdstip zodat bij het bereiken van het
schakeltijdstip de gewenste temperatuur is bereikt en niet pas op dat moment met het verwar-
men wordt begonnen. Tijdens de opwarmfase knippert het symbool ƹ op de display.
NB: de verwarmingsoptimalisatie is bestemd voor oppervlakteverwarmingen/radiatoren.
Offset Ƴ
Wordt vastgesteld dat de weergegeven actuele temperatuur van de algemene ruimtetempera-
tuur afwijkt, dan kan met deze parameter een correctiewaarde worden ingevoerd. De actuele
temperatuur wordt dan met deze offset-waarde gecorrigeerd.
Regelaaraanpassing Ƽ
Het regelprincipe moet afhankelijk van de verwarmingsinstallatie en het gebruikte element wor-
den ingesteld.
2-puntsregeling (2P): de uitgang blijft ingeschakeld totdat de ingestelde setpointtemperatuur
met 0,5 °C is overschreden. De uitgang wordt pas weer ingeschakeld wanneer de setpointtem-
peratuur met 0,5 °C is onderschreden. Omdat de meeste verwarmingssystemen zeer traag zijn,
kunnen bij deze temperatuurregeling sterke temperatuurschommelingen ontstaan.
Pulsbreedtegemoduleerde regeling (PWM): geoptimaliseerd voor elektrothermische stelaandrij-
vingen, bijv. 2169 00. De uitgang wordt niet continu aangestuurd, maar gedurende een van het
temperatuurverschil tussen setpoint- en actuele temperatuur afhankelijke tijd (pulsbreedte). Met
deze methode wordt de actuele temperatuur steeds meer aan de setpointtemperatuur aange-
past. De cyclustijd is 15 minuten.
Ventielaanpassing Ƹ
Met deze parameter vindt een aanpassing aan de gebruikte elektrothermische stelaandrijvingen
plaats. Er zijn aandrijvingen die bij niet-aanwezige voedingsspanning geopend (stroomloos
open, instelling NO) of gesloten (stroomloos gesloten, instellling NC) zijn.
Temperatuursensor ƻƺ
Het ruimtethermostaat-element heeft een ingebouwde temperatuursensor, waarmee de ruimte-
temperatuur wordt gemeten. Bij de Bluetooth-variant kan met behulp van de app een lichtsterk-
te-/temperatuursensor Bluetooth worden geïntegreerd. In dat geval wordt de interne sensor ge-
deactiveerd.
In combinatie met een ruimtethermostaateenheid kan een externe sensor worden aangesloten,
hetzij voor de meting van de ruimtetemperatuur, hetzij voor de beperking van de maximale
vloertemperatuur.
De volgende instellingen zijn mogelijk.
ƻ: de ruimtetemperatuur wordt via de interne temperatuursensor of de lichtsterkte- en tem-
peratuursensor BT gemeten.
32401502
10867379
30.06.2021
3 / 15