4. Open de afdekking voor de geheugenkaart.
5. Plaats een geheugenkaart en sluit de afdekking.
6. Plaats de batterij weer.
7. Het batterijvak sluiten en de schroef weer vastdraaien.
Filterefficiëntie controleren
De filterefficiëntiemodus kan worden geactiveerd, om na de
meting het rendement van het filter te tonen.
1. Selecteer "PARTICLE" op het startscherm en druk daarna
op de toets "ENTER".
ð Het scherm "Meting" verschijnt.
2. Druk op de toets "F3"
meetinstellingen.
3. Selecteer " Filterefficiëntie" met de toetsen
druk op de toets "ENTER".
4. Selecteer "Activeren" met de toets
activeren van de filterefficiëntiemodus.
activate
deactivate
5. Druk op de toets "ESC", voor terugkeer naar het
beeldscherm "Meting".
10
, voor het oproepen van de
en
, voor het
6. Druk op de toets "RUN/ STOP", voor het starten van de
meting.
ð Wordt de meting gestart, verschijnt eerst het symbool
C1 linksboven in het menu. C1 geeft de eerste meting
van de omgevingsgegevens aan.
7. Druk op de toets RUN/STOP.
ð Na de meting van de omgevingsgegevens verschijnt C2
linksboven in het menu. C2 geeft aan dat het
filterrendement wordt gemeten.
ð Na het afronden van beide metingen worden de
verschillen weergegeven.
8. Druk in het menu "Filterrendement" op deactiveren, voor
het weer uitschakelen van de filterefficiëntiemodus.
deeltjesteller PC200
NL