Bedrading van de aandrijving:
De aandrijving M1 is steeds tussen de klemmen 12 en 12 aangesloten.
De aandrijving M2 is steeds tussen de klemmen 13 en 14 aangesloten.
Aansluiting van de antenne
Voor een optimale functie wordt aanbevolen,
de antennekabel door een kabeldoorvoering
uit de behuizing te voeren:
Antennekabel niet afsnijden.
Aansluiting van de voedingskabel
Voor uw veiligheid moeten deze werkzaamheden uitgevoerd worden aan de
van de stroomvoorziening losgekoppelde apparaten.
1. Kabel in de PG-schroef voeren.
2. Aardkabel aansluiten
Voor bepaalde accessoires (230 V
verlichting klasse I) moet een
geaarde kabel gebruikt worden
(geel/groen).
Let op de kleur van de draden
Blauwe draad
Rode/bruine/zwarte draad fase
Groene/gele draad
3. Sluit de fase en de nulleiding aan.
nulleiding
aarde
Controleer of de draden goed vastzitten
door er aan te trekken.
18