Inhoudsopgave
Advertenties
Vervolgens:
•
Sluit de uitblaasopening (A) van de ventilator aan op:
- een spiralobuis (Ø 160 mm); of
- een flexibele slang Ø 160 mm (CKS; zie paragraaf 1.4)
•
Controleer of alle aansluitingen luchtdicht zijn.
Fig. 4.1 Installatie op een NMB
4.3.2
Wandbeugels TNB
Fig. 4.2
•
Installeer de TNB, inclusief de aansluitflens (C), volgens de
met het product meegeleverde handleiding.
•
Installeer de afzuigarm op de aansluitflens volgens de met
het product meegeleverde handleiding.
•
Installeer de ventilator (B) op de aansluitflens (C) met het
meegeleverde bevestigingsmateriaal.
•
Draai de bouten goed vast.
•
Controleer of de afdichting tussen de aansluitflens en de
ventilator luchtdicht is.
Vervolgens:
•
Sluit de uitblaasopening (A) van de ventilator aan op:
- een spiralobuis (Ø 160 mm); of
- een flexibele slang Ø 160 mm (CKS; zie paragraaf 1.4)
•
Controleer of alle aansluitingen luchtdicht zijn.
Wanneer de ventilator is gemonteerd op een
verlengkraan (NEC), moet u de slangklem (E)
gebruiken die met de kraan is meegeleverd.
Fig. 4.2 Installatie op een TNB
0507210010/010521/E FAN-28
4.4
Elektrische aansluiting
VOORZICHTIG
Controleer of de ventilator geschikt is voor
aansluiting op het plaatselijke net. Gegevens met
betrekking tot de aansluitspanning en frequentie
vindt u op het betreffende identificatieplaatje.
4.4.1
Netsnoer
•
Installeer een netsnoer aan de ventilator volgens de locale
richtlijnen.
4.4.2
Besturingsapparatuur
U kunt de ventilator aansluiten op een controlebox (CB) of een
motorbeveiligingsschakelaar (MPS).
Sluit de besturingsapparatuur als volgt aan.
•
Sluit de ventilator aan op de besturingsapparatuur conform
de gegevens op het typeplaatje van de motor.
•
Sluit de besturingsapparatuur aan op het elektriciteitsnet
volgens het meegeleverde elektrisch schema.
Een pijl op de ventilatorbehuizing geeft de juiste draairichting
van de motor aan. De draairichting is zichtbaar door het
rooster van de motor.
VOORZICHTIG
Pas op voor draaiende delen. Houd uw handen en
andere voorwerpen weg van de aanzuigopening van
de ventilator.
•
Zorg ervoor dat de motor de goede kant op draait.
•
Wijzig indien nodig de fasenaansluiting.
5
GEBRUIK
Voor de besturing van de ventilator, zie de met de
besturingsapparatuur meegeleverde documentatie.
6
ONDERHOUD
De aangegeven onderhoudsintervallen kunnen
variëren afhankelijk van de specifieke arbeids- en
bedrijfsomstandigheden. Daarom wordt aanbevolen
- naast het hier aangegeven periodieke onderhoud
- het product jaarlijks aan een grondige, algehele
inspectie te onderwerpen. Neem hiertoe contact op met uw
leverancier.
De met een
aangegeven onderhoudswerkzaamheden in
[1]
onderstaande tabel mogen door de gebruiker worden
uitgevoerd; de overige werkzaamheden zijn voorbehouden aan
daartoe opgeleide en bevoegde service-technici.
Onderdeel
Actie
Buitenkant
Controleer de ventilator op
beschadigingen
Reinig met een niet-agressief
schoonmaakmiddel
Binnenkant
Controleer de ventilator en de
ventilatorbehuizing op aange-
koekt vuil. Indien nodig reinigen.
Afdichtings-
Controleer op beschadigingen.
materiaal
Indien nodig vervangen
Frequentie:
elke 12
maanden
X
[1]
X
[1]
X
[1]
X
[1]
5
Advertenties
Inhoudsopgave
