Sluit de afzonderlijke componenten conform aansluitschema aan.
Voorzichtig
Elektrotechnische werkzaamheden mogen uitsluitend
door elektriciens of geïnstrueerde personen worden uit-
gevoerd. In elk geval moet de geaarde netstekker worden
uitgetrokken, voordat de componenten worden aangeslo-
ten. De aansluiting op de huisinstallatie moet volgens ma-
chinerichtlijn gebeuren via een netscheidingsvoorziening
die voldoende is gedimensioneerd. Dit kan bereikt worden
met een stekkerverbinding of een afsluitbare hoofdscha-
kelaar. De besturing is beveiligd met een zekering 2 AT, 5
x 20 mm, deze bevindt zich onder de aanraakbeveiliging.
Schakel vóór het vervangen de bedrijfsspanning uit!
Trek eerst de insteekmoffen over de motorkabel en schuif
de insteekmoffen na aansluiting van alle aders in het on-
derste deel van de behuizing. Stuur- en buismotorkabels
mogen niet langer zijn dan max. 30 m! Dit geldt niet voor
de voedingsleiding. Leg voedingskabel, aandrijfmotorka-
bel en stuurkabels altijd in aparte kabels en zorg voor vol-
doende afstand ertussen. Gebeurt dit niet, dan kan dit lei-
den tot functiestoringen!
Met de 3 DIP-schakelaars op de basisbedradingsplaat kunt u de besturing volgens uw
eisen configureren:
DIP 1: omschakeling van de afsluitweerstand van de veiligheidscontactgeleider van
1K2 naar 8K2.
DIP 2: omschakeling van de veiligheidscontactgeleider (SKS) naar optische sluitkant-
beveiliging (OSE)
DIP 3: omschakeling van de looptijd van 30 seconden naar 60 seconden
Aansluiting
Instellingen
9