5. Gebruiksinstructies.
5.1 zonekeuze
5.1.1 Er kan een melding gemaakt worden nadat één
of alle zones geselecteerd werden. De matrix reageert
op de aanvraag van de oproepconsole op afstand of van
het extensiekeypad. De toelating voor de oproep en de
b ezetstatus worden in een specifieke indicatorkleur weer-
gegeven: blauw en oranje.
5.1.2
Alle oproepen worden in de 8 zones gemaakt als ze enkel
de oproepconsole betreffen en in alle zones (van de
oproepconsole en de extensiekeypads) bij gebruik van
extensiekeypads. De oproepconsole op afstand detecteert
automatisch of er een extensiemodule aangesloten is van
zodra die aangeschakeld is, om de overeenkomstige zone
te identificeren.
5.2 Melding
5.2.1
Als de TALK-indicator blauw oplicht kan de melding
gemaakt worden; aan het einde van de melding dooft de
TALK-indicator.
5.2.2
De TALK-knop kan pas geactiveerd worden nadat een
zone geselecteerd werd. Werd geen zone geselecteerd,
dan gaat de TALK-indicator snel knipperen en vervolgens
doven als op de TALK-knop gedrukt wordt. De melding
wordt onmiddellijk beëindigd van zodra de zoneselectie
geannuleerd wordt en de TALK-indicator dooft. Er kun-
nen twee soorten gongsignalen ingesteld worden om de
aandacht van de luisteraar te trekken vóór de melding.
Er zijn drie standen: 2 tonen, uit en 4 tonen.
5.2.3
De gong wordt in de geselecteerde zone verspreid wan-
neer de TALK-knop in- en uitgedrukt wordt op voorwaar-
de dat de gongselector op de stand 2 tonen of 4 tonen
staat. Er gaat geen gongsignaal af bij toevoeging van
zones tijdens een melding.
5.2.4
De microfoon- en gongvolumes zijn makkelijk door de
gebruiker te regelen afhankelijk van de omgeving.
MIC-8000A
7