1
Plaatsing van de haard
A. Controleer het rookkanaal op veiligheid en kwaliteit. Bij voorkeur met een
camera systeem.
B. Indien er een klep in het kanaal aanwezig is dient deze gedemonteerd te
worden.
C. Er mogen zich geen brandbare materialen in de directe omgeving van de
haard bevinden die door constructie-,stralings-, of conventiewarmte
oververhit kunnen raken.
D. U kunt eventueel een isolatie materiaal gebruiken in de ruimte waar de
haard geplaatst wordt.
E.
De haard kan geplaatst worden in de opening, waterpas stellen kan door
middel van de stelbouten in de bodem van de haard.
F.
Indien er een aansluitpijp aanwezig is sluit u deze aan op de uitgang van de
haard.
G. Wanneer er geen aansluitpijp aanwezig is dient u de haard door middel van
isolatiewol af te stoppen bij stooktrechter. En vervolgens met klei of
cement af te werken.
H. Breng de rookgas geleidingsplaat (vlamkeerplaat) in positie door deze
zover mogelijk naar achteren te schuiven.
I.
Zorg voor voldoende beluchting van de ruimte waar de haard is opgesteld.
Optioneel bevind aan de onderzijde van het toestel de mogelijkheid voor
directe luchtaanzuiging.
J.
Let erop dat de haard brandveilig geïnstalleerd is! Een erkende
haardinstallateur is hiervoor opgeleid.
4