Fig. 4.7
Afstandsveer
Flex en UltraFlex armen:
•
Schuif de flexibele slangen over de armstukken en maak de
aansluitingen luchtdicht met de manchetten.
•
Voor montage van de kap, ga verder met paragraaf 4.4.4.
4.4.3
Montage aan een verlengkraan
Voor montage van de verlengkraan, zie de
desbetreffende handleiding.
Fig. 4.8
•
Monteer het draaischarnier (A) op de bevestigingsbeugels
(C) van de verlengkraan met de zeskantbouten en de
sluitringen. Controleer of:
- de kabeldoorvoer (E) aan de kant van de kraan zit; en
- het lange eind van de stift (D) naar voren wijst, in lijn
met de kabeldoorvoer (E)
Fig. 4.8
Draaischarnier aan de kraan
Om de arm op het draaischarnier te monteren:
•
ga verder met de instructies van Fig. 4.5 en verder
4.4.4
Montage van de kap
WAARSCHUWING
Laat de tape die de twee armstukken bijeen houdt
zitten, totdat u de kap heeft gemonteerd.
10. Type: NEC
0507270010/020821/D Flex-3 | Flex-4 | UltraFlex-3 | UltraFlex-4
A
B
10
Fig. 4.9
•
Schuif een manchet over de uiteinden van de armstukken.
•
Vouw de manchet 2/3 terug.
•
Schuif de flexibele slang en de andere manchet (in die
volgorde) tijdelijk over het uiteinde van het armstuk
(kapzijde).
•
Monteer de kap aan het U-deel (A) met de bout en moer.
Als de afzuigarm is geleverd met een werklamp (WL) of
werklamp met automatische start/stop (WL-AST), moet u nu
de voedingskabel aansluiten. Zie hiervoor de desbetreffende
handleiding.
•
Schuif de slang over het armstuk. Zorg ervoor dat
tenminste één metalen ring van de slang de nokjes van de
buis bedekt.
•
Schuif de andere kant van de slang over de rand van de
kap. Zorg ervoor dat tenminste één metalen ring van de
slang de nokjes van de kap bedekt.
•
Maak de aansluitingen luchtdicht met de manchetten.
A
Fig. 4.9
Montage van de kap
•
Verwijder de tape om de twee armstukken.
•
Schuif de flexibele slangen over de armstukken en maak de
aansluitingen luchtdicht met de manchetten.
5
GEBRUIK
Persoonlijke beschermingsmiddelen
(PBM)
Draag tijdens gebruik altijd PBM ter
voorkoming van letsel. Dit geldt ook voor
personen die in het werkgebied aanwezig
zijn.
5.1
Bedieningsorganen
De kap is voorzien van een handgreep om de arm eenvoudig
te positioneren en een smoorklep om de luchtstroom te
reguleren. Alle bewegingen van de arm worden via de kap
geregeld.
Fig. 5.1
A
Smoorklep
B
Handgreep
7