Aan de slag
WAARSCHUWING
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de
verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke
informatie.
1
Als u een geheugenkaart van derden gebruikt, moet u de
geheugenkaart plaatsen en formatteren
installeren, pagina
6).
2
Kies een montagelocatie op de voorruit en monteer de
camera
(Aandachtspunten bij de montage, pagina
3
Sluit de camera aan op een voedingsuitgang in uw voertuig
(Het toestel aansluiten op voertuigvoeding, pagina
4
Koppel de camera met uw smartphone en Garmin Drive
(Koppelen met uw smartphone, pagina
5
Maak uzelf vertrouwd met de camera
toestel, pagina
2).
Aandachtspunten bij de montage
De camera wordt met de meegeleverde plaksteun op de voorruit
bevestigd. De plaksteun is moeilijk te verwijderen nadat deze is
geïnstalleerd. Bepaal van te voren nauwkeurig waar u de steun
wilt plaatsen voordat u deze bevestigt.
• Bevestig de camera niet op plaats waar deze het zicht van de
bestuurder op de weg of de omgeving belemmert.
• Kies een locatie waar de camera een duidelijk, onbelemmerd
zicht op de passagiersruimte heeft.
• Plaats de camera niet achter of zeer dicht bij de
achteruitkijkspiegel, parkeerstickers of andere voorwerpen
die het zicht binnen kunnen belemmeren.
• Kies een montageplaats die de camera een duidelijk zicht
geeft op de weg vóór u.
• Controleer of het gebied van de voorruit vóór de camera niet
door de ruitenwissers wordt gehinderd.
• Plaats de camera niet achter een getint gedeelte van de
voorruit.
De camera op uw voorruit bevestigen
De plaksteun is bedoeld voor langdurige montage en is mogelijk
moeilijk te verwijderen. Bepaal van te voren nauwkeurig waar u
de steun wilt plaatsen voordat u deze bevestigt.
Voordat u plaksteun op de voorruit kunt aanbrengen, dient u de
aandachtspunten voor de montage op de voorruit door te nemen
(Aandachtspunten bij de montage, pagina
Voor de beste resultaten moet de omgevingstemperatuur tussen
de 21° en 38°C (70° tot 100°F) zijn bij het plaatsen van de
camera op de voorruit. De plaklaag hecht mogelijk niet goed als
de temperatuur buiten dit bereik ligt. Als u de camera bij lagere
temperaturen plaatst, moet u alle sneeuw, ijs en vocht van de
voorruit verwijderen en de voorruit verwarmen met de ontdooier
voordat u de camera installeert.
De camera wordt met de meegeleverde plaksteun aan de
voorruit bevestigd.
1
Maak de binnenkant van de voorruit schoon met water of
alcohol en een pluisvrije doek.
De voorruit moet vrij zijn van stof, was, olie of coatings.
2
Houd de camera op de gewenste montageplaats op de
voorruit en controleer of de camera duidelijk, onbelemmerd
zicht heeft.
Controleer of de voorste lens vrij zicht heeft op de weg en of
de lens die naar binnen is gericht vrij zicht heeft op de ruimte
in het voertuig. Plaats de camera niet achter of zeer dicht bij
Aan de slag
(Een geheugenkaart
1).
1).
2).
(Overzicht van het
LET OP
1).
de achteruitkijkspiegel, parkeerstickers of andere voorwerpen
die het zicht binnen kunnen belemmeren.
™
app
3
Nadat u een bevestigingsplaats met duidelijk zicht hebt
geselecteerd, verwijdert u de beschermfolie van de
plaksteun.
4
Plaats de steun ter hoogte van de bevestigingsplaats.
TIP: De plaklaag is bijzonder plakkerig. Zorg dat de plaklaag
niet tegen de voorruit komt tot de steun zich op de juiste
plaats bevindt.
5
Druk de steun vervolgens stevig op de voorruit en houd de
steun 30 seconden op de voorruit gedrukt.
Zo zorgt u ervoor dat de plaksteun voldoende contact heeft
met de voorruit.
Het toestel aansluiten op voertuigvoeding
1
Steek de voertuigvoedingskabel in de USB-poort op de
camera.
U kunt een van de meegeleverde kabels gebruiken om de
camera van stroom te voorzien. De langere kabel van 4 m
(13 ft.) wordt aangesloten op de kabel die naar boven is
gericht. De kortere kabel van 1,5 m (5 ft.) wordt aangesloten
op de kabel die naar beneden is gericht.
1