3. MONTEREN EN VERBINDEN
3.1 Installatievoorbereiding en -waarschuwingen
LET OP!
Lees deze instructies nauwkeurig door alvorens het
laadstation te installeren. Alfen ICU B.V. is niet aansprakelijk
voor enige gevolgschade die ontstaat door het gebruik van
deze handleiding..
LET OP!
De installatie moet worden uitgevoerd door een gekwalifi-
ceerde medewerker die deze handleiding heeft gelezen en
handelt conform de richtlijnen NEN1010 en IEC 60364. Het
nalaten hiervan kan leiden tot letsel of gevaarlijke situaties
als met elektriciteit wordt gewerkt.
GEVAAR!
Het elektrische systeem moet volledig van elke stroomaan-
sluiting zijn losgekoppeld alvorens installatie- en onder-
houdswerk uit te voeren!
GEVAAR!
Het laadstation bevat elektrische componenten die na
het loskoppelen van de stroomaansluiting nog elektrische
lading bevatten. Wacht minimaal 10 seconden na het
ontkoppelen alvorens werkzaamheden te starten.
GEVAAR!
Levensgevaar bij incorrecte installatie!
Het niet in acht nemen van de installatie- en omgevings-
vereisten kan leiden tot gevaarlijke situaties als met
elektriciteit wordt gewerkt.
OPMERKING
Een laadstation moet altijd worden geïnstalleerd op een
uitsluitend daarvoor bestemd voedingscircuit.
3.2 Montage- en installatievereisten
Zie de tabel in paragraaf 2.4.2 voor de veiligheidsopties
en benodigde kabeldiktes om een goede aansluiting te
realiseren.
OPMERKING
Draag bij werkzaamheden de voorgeschreven persoonlijke
beschermingsmiddelen (PBM). Neem de nationale en lokale
normen en voorschriften in acht.
Verzekert u zich ervan dat aan de volgende vereisten voor
het installeren van de Alfen Twin 4XL NL is voldaan:
16
De voorbeveiliging van de Twin 4XL NL met een aansl-
uitkast netbeheerder (934452501, 934452504) is de
verantwoordelijkheid van de netbeheerder.
•
Het kabeltracé en het laadstation zijn onderdeel van een
TT/TN-S system; het apparaat moet geaard worden via
de hoofdverdeler of geslagen aardingspen.
•
De aarding van het laadstation is de verantwoordelijk-
heid van de eigenaar.
•
Per locatie moet worden vastgesteld of de aarding door
de netbeheerder kan worden aangeboden.
•
Het kabeltracé moet worden aangelegd volgens de gebrui-
kelijke professionele standaarden die ter plekke gelden.
OPMERKING
De omstandigheden op de locatie kunnen de installatie-
vereisten beïnvloeden.
OPMERKING
De installatie en kabels moeten aangelegd worden op
basis van de maximale laadstroom aan de ingang(-en) van
het laadstation. Daarbij moet uitgegaan worden van een
continue belasting (maximale gelijktijdigheid).
De genoemde kabeldiameters in deze handleiding zijn
indicatief. De installateur blijft verantwoordelijk voor het
bepalen van de correcte kabeldiameter en het voldoen aan
de relevante standaarden en regelgevingen.
Tijdens het selecteren van een installatielocatie dient u
rekening te houden met het volgende:
•
Nooit installeren in een potentieel explosieve atmosfeer;
•
Nooit installeren in overstromingsgevoelige gebieden
zonder extra maatregelen te treffen;
•
Voldoe volledig aan lokale technische vereisten en veiligheidsregels;
•
De installatielocatie moet een vlakke en stevige
ondergrond hebben;
•
Maximale luchtvochtigheid van 95% ;
•
Omgevingstemperatuur van -25 °C tot 40 °C ;
•
Temperatuurverschil binnen 24 uur < 35 °C ;
•
Zorg ervoor dat de locatie van het laadstation zodanig is
dat gebruikers hun laadkabel (ongeveer 5 meter) kunnen
gebruiken zonder deze onder spanning (strak) te zetten;
•
Voorkom dat andere weggebruikers over de kabel heen
kunnen rijden;
•
Voorkom dat voetgangers over kabels kunnen struikelen
3.3 Mechanische installatie
Gebruik de volgende gereedschappen en materialen om de
Twin 4XL NL te installeren:
•
Waterpas, Schep, Stanleymes
•
Schroevendraaier voor een klemmenblok
•
Draadstripstang
•
Doppenset/steeksleutels
Twin 4XL NL handboek | Versie 4.3 | September 2021