2
3
5
6
M16 x 1,5:
ø 4–10 mm
▷ De contacten en gaan bij stijgende druk dicht.
De contacten 1 en gaan bij dalende druk dicht.
L1
3
COM
2
1
NO
NC
Instellen
▷ Het schakelpunt is door middel van het handwiel
instelbaar.
1 Installatie spanningsvrij maken.
Het deksel van de behuizing losdraaien, zie pagina
4 (Technische gegevens).
Ohmmeter aansluiten.
NO
2
2
COM
NO
3
NC
NO
1
2
2
COM
NO
3
NC
1
4 Het schakelpunt met het handwiel instellen.
5 Manometer aansluiten.
0
0
1 cm = 1 mbar
1 cm = 1 mbar
6 Druk opbouwen. Daarbij de ohmmeter en de
manometer observeren.
4
7
1
3
2
NC
COM
NO
1
3
NC
COM
1
3
NC
COM
Instel-
Type
bereik*
[mbar]
DG 6
0,4 – 6
DG 10
1 – 10
DG 30
2,5 – 30
DG 50
2,5 – 50
DG 150 30 – 150
DG 400 50 – 400
DG 500 100 – 500
*
Insteltolerantie = ± 15% van de op de schaal
aangegeven waarde.
**
Gemiddeld schakelverschil bij min. en max. in-
stelling.
▷ Verloop van het schakelpunt bij controle volgens
EN 1854 gas- en luchtdrukschakelaars: ± 15%.
Bij DG 6: EN 1854 luchtdrukschakelaars: ± 15%
of ± 0,1 mbar.
▷ Mocht de DG niet bij het gewenste schakelpunt
aanspringen, het instelbereik op het handwiel
corrigeren. Druk laten ontsnappen en de pro-
cedure herhalen.
Lektest
1 De gasleiding direct na de klep afsluiten.
Klep en gastoevoer openen.
▷ Alle gebruikte aansluitingen op lekkage con-
troleren.
3
N
2
900 mbar
max. 2 bar
< 15 min
Onderhoud
De dichtheid en het functioneren van de DG jaarlijks
controleren, bij biogasbedrijf halfjaarlijks.
▷ Een functietest bij dalende drukbewaking kan
bv. met de PIA worden uitgevoerd.
▷
Na het verrichten van de onderhoudswerkzaam-
heden op lekkage controleren, zie pagina 3
(Lektest).
NL-3
Schakel-
Max. inlaat-
verschil**
druk p
max
[mbar]
[mbar]
0,2 – 0,3
100
0,25 – 0,4
500
0,35 – 0,9
500
0,8 – 1,5
500
3 – 5
600
5 – 15
600
8 – 17
600
4