3. Druk een paar seconden op de knop
Aan/Uit om het apparaat in te
schakelen.
Er klinkt een korte tune. Het apparaat
stelt automatisch een
standaardprogramma voor. Het relevante
indicatielampje gaat branden.
Het display toont de programmaduur, de
maximale lading (enkele seconden), de
standaardtemperatuur, de
standaardcentrifugeersnelheid en de
aanduidingen van de fasen waaruit het
programma bestaat.
11.2 Wasgoed in de machine
doen
1. Open de deur van het apparaat.
2. Schud de kleding goed, voordat u
deze in het apparaat stopt.
3. Doe de was in de trommel, één item
tegelijk.
Zorg ervoor dat u niet te veel was in de
trommel plaatst.
4. Doe de deur stevig dicht.
LET OP!
Zorg ervoor dat er geen
wasgoed tussen de deur
blijft klemmen. Er kan
waterlekkage of beschadigd
wasgoed ontstaan.
LET OP!
Het wassen van hele vette of
olieachtige vlekken kan
schade aan de rubberen
delen van de wasmachine
veroorzaken.
11.3 Wasmiddel en additieven
(wasverzachter,
vlekkenmiddel) toevoegen
Vakje voor voorwasmiddel en
weekprogramma.
Wasmiddelvakje voor wasfase.
Bakje voor vloeibare toevoegingen
(wasverzachter, stijfsel).
Dit is het maximale niveau voor
vloeibare toevoegingen.
Vakje voor vlekverwijderaar.
Klep voor waspoeder of vloeibaar
wasmiddel.
Volg altijd de instructies op
die u op de verpakking van
het wasmiddel aantreft. We
raden u wel aan het
maximaal aangegeven
niveau niet te overschrijden
(
). Deze hoeveelheid
zal u echter de beste
wasresultaten geven.
Verwijder na de wascyclus
indien vereist
achtergebleven wasmiddel
uit het wasmiddelvakje.
11.4 De stand van de klep
controleren
1. Trek de wasmiddeldispenserlade zo
ver mogelijk naar buiten.
2. Druk de hendel omlaag om de
dispenser te verwijderen.
NEDERLANDS
27