5.4 Inschuiven/wegnemen van de accu
van het laadapparaat
Bij het gebruik van het power station moet er slechts re-
kening mee worden gehouden dat het punt op de accu t.o.v.
het punt op het power station is afgesteld. Door opzetten
van de accu nadert de magnetische stekker de accu en
wordt elektrisch verbonden. De verbinding is succesvol als
de LED display brandt.
Mocht u zonder power station willen laden, dan let op de
stekkercodering. Omdat de stekker magne-tisch is, heeft
hij het voordeel dat de stekker alleen naar de accu trekt als
deze correct wordt gehou-den. Dat de verbinding succesvol
is wordt gesignaleerd door het oplichten van de LED display.
5.5 Laden van de accu
Het laden van de accu is met en zonder power station
mogelijk.
Laad de accu alleen met het bijbehorende laad-
apparaat. Bij het gebruik van een ander laadap-
paraat bestaat het risico van brand.
Het gebruik van het laadapparaat kan de eerste
paar keer productie gerelateerd tot onaangena-
me geuren leiden. Mocht dit gebeuren moet de
ruimte voldoende worden geventileerd. Er be-
staat geen risico voor uw gezondheid.
Het laadapparaat is gepland voor het gebruik in
een beluchte, droge en stofvrije omgeving. Stel
het laadapparaat nooit bloot aan regen of grote
hitte.
U kunt de accu te allen tijde laden zonder zijn levensduur te
verkorten. Er treedt geen memory effect op. Ook het onder-
breken van het laadproces beschadigt de accu niet.
De ideale temperatuur voor het laden ligt tussen 15° C en 25°
C. Heeft de accu een temperatuur onder 0° C, mag hij niet
worden geladen. De bovenste temperatuurgrens voor het la-
den ligt bij 45°C. Als u de accu uit een zeer koude omgeving
in een warmere brengt is acclimatisatie noodzakelijk.
Let erop dat zich bij een plotselinge temperatuur-
wissel van koud naar warm condenswater aan de
contacten van de accu kunnen vormen. Voorkom
dit doordat u de accu opbergt waar u hem laad.
• Plaats het laadapparaat tijdens het laadproces op een
niet-brandbare ondergrond en let erop, dat er ook in
de omgeving geen licht ontbrandbare materialen (bv.
papier, textiel) zijn. Het laadapparaat wordt tijdens het
laden warm en daardoor bestaat brandgevaar.
• Gebruik het laadapparaat niet aan vochtige plaatsen of in
de buurt van vrijkomend water. Er bestaat het risico dat
het laadapparaat oververhit, in brand vliegt of tot elekt-
rische schok leidt.
Om de accu te laden steekt u eerst de stekker van het laad-
apparaat van onder in het power station. Sluit dan het laad-
apparaat aan een contactdoos aan. Nu kunt u de accu in het
power station aansluiten.
Lees voor ingebruikname eerst de informatie op
het laadapparaat.
Bij het plaatsen van de accu in het power station wordt het
laadproces geactiveerd. De LED display aan de accu brandt
4 sec lang in de kleur van de actuele laadtoestand en wisselt
dan in pulserend licht. De LED display pulseert tijdens het
complete laadproces. De kleur verandert overeenkomstig
de laadtoestand. Is de accu volledig geladen wordt de LED
display uitgeschakeld.
Er bestaat de mogelijkheid het pulseren van de LED display
tijdens het laadproces uit te schakelen door één keer druk-
ken op de Aan-/Uit-toets. Niettemin wordt de accu verder
geladen. Wordt de Aan-/Uit-toets opnieuw gedrukt wordt
het pulseren weer geactiveerd, of bij volgeladen accu een
kort oplichten in de kleur groen aangetoond. Wanneer de
accu na het aansluiten niet laadt (bv. laadapparaat niet aan
net), dan licht de LED display 30 sec. lang continu op en
wordt dan uitgeschakeld.
Mocht de LED display bij het inzetten blauw knipperen, is
de accu buiten de voor het laden toegestane temperatuur-
grens. Zorg ervoor dat de temperatuur van de accu in het
bereik van 0° C tot 45° C ligt.
5.6 Display van laadtoestand
LED display
NL
9