Download Print deze pagina

LDT COL-10 Gebruiksaanwijzing pagina 2

Transponder-leesapparaat

Advertenties

Adressen van leesapparaten instellen:
Omdat meerdere transponder-leesapparaten COL-10 op één
Interface kunnen worden gebruikt, heeft ieder leesapparaat een
eigen adres nodig.
Dit wordt mbv. de adresschakelaar SW1 ingesteld. Vanaf de
fabriek is het adres 1 ingesteld. Mbv. de microschakelaars 1 t/m
7 van de adresschakelaar kan het adres van het leesapparaat
worden ingesteld.
Daarbij
heeft iedere schakelaar van de 7 schakelaars
afzonderlijk een decimale waarde. Deze waarden zijn opgedrukt
naast de adresschakelaar op de printplaat.
Staat microschakelaar 1 op „on", dan staat dit voor een decimale
1, staat microschakelaar 2 op „on" een 2, microschakelaar 3
staat voor een decimale 4 enz.
Moet bijvoorbeeld het adres 6 ingesteld worden, dan worden de
microschakelaars 2 en 3 beide op „on" gezet. Het
leesapparaat-adres 6 resulteert uit de som van de decimale
waarden 2 plus 4 van de beide microschakelaars.
Voor het adres 5 worden de microschakelaars 1 en 3 op „on"
gezet. Het leesapparaat-adres 5 resulteert uit de som van de
decimale waarden 1 plus 4 van de beide microschakelaars.
In gebruik nemen:
Zodra het leesapparaat COL-10 van stroom voorzien wordt,
brandt de lichtdiode. Daarmee signaleert het leesapparaat, dat
hij gereed voor gebruik is.
Met ieder transponder-leesapparaat COL-10 worden voor het
in bedrijf nemen twee verschillende transponders meegeleverd.
Dit zijn resp. een glasbuistransponder TRANS-1 en een
schijftransponder TRANS-2.
Beweeg nu voor een test één van de beide transponders binnen
een afstand van ca. 20 millimeter langs de antenne van het
leesappaaraat.
De lichtdiode knippert gedurende de tijd, zolang de transponder
zich binnen het bereik van de antenne bevindt.
Let er daarbij op, dat de glasbuistransponder loodrecht langs
de antenne moet worden bewogen en de schijftransponder
parallel langs de antenne. De volgende afbeelding verduidelijkt
de positie van de transponder t.o.v. de antenne.
Transponder
TRANS-1
Antenna
Transponder- en antennemontage:
De leesafstand van de glasbuistransponder mag ten hoogste
30 mm en die van de schijftransponder 40 mm bedragen,
wanneer de leesapparaten COL-10 met een wisselspanning
van 14 tot 18 Volt worden gevoed. Wanneer de leesapparaten
COL-10 met een gelijkspannning van 13,6 Volt worden gevoed
uit een netvoeding (bijv. LDT netadapter SNG-10), kan de
leesafstand met ca. 50% worden verhoogt.
Metalen in de omgeving van de transponder of de antenne van
het leesapparaat verkorten de leesafstand.
Door de externe antenne is het mogelijk, de antenne nagenoeg
willekeurig te positioneren.
De antennekabel mag niet verlengt of ingekort worden. Het is
aan te bevelen, het leesapparaat zelf zo ver van de antenne af
te monteren, als de lengte van de antennekabel toelaat.
Transponder
TRANS-2
Antenna
De antennes van de verschillende leesapparaten kunnen
elkaar onderling beïnvloeden en de leesgevoeligheid aanzienlijk
reduceren, wanneer de antennes te dicht naast elkaar zijn
gemonteerd. Daarom moet u leesplaatsen zo kiezen, dat de
antennes van de verschillende leeapparaten met een onderlinge
afstand van tenminste 40 tot 50 cm kunnen worden
aangebracht. Ook de leesapparaten COL-10 zouden onderling
eveneens
met
de
genoemde
gemonteerd. Is deze afstand in een enkel geval niet haalbaar,
dan kan metalen afscherming uitkomst bieden.
De antenne heeft voor de montage een boorgat. Deze bevindt
zich tussen de twee pijlen, die de hoofdleesrichting kenmerkt.
Het boorgat is door een cirkel gemarkeerd.
Transponder
technologie
herkenning op modelspoorbanen:
Met de treinherkenning mbv. transponders is het mogelijk,
iedere trein automatisch te herkennen. Daartoe worden de
treinen met een transponder uitgerust en op de gewenste
herkenningsposities (bijv. daar, waar een nieuwe trein op de
rails wordt gezet) een leesapparaat COL-10 gemonteerd. Het
leesapparaat COL-10 draagt het unieke dmv. een laser
geprogrammeerde seriennummer over, die hij uitleest van de
in de trein gemonteerde transponder, over de interfaces TD-88
of INTER-10 naar de PC-modelbaansoftware, waarin de
transpondergegevens zoals treinnaam of treinnummer zijn
vastgelegd en u op het beeldscherm in het spoorplan worden
getoond. Nadat de trein over de treinherkenning van de
modelbaansoftware
modelbaansoftware het verdere treinvervolg en -sturing over
standaard-terugmeldmodules zoals RM-88-N, RM-88-N-O,
RM-DEC-88, RM-DEC-88-O resp. RM-GB-8-N voor de s88-
terugmeldbus
of
RS-16-O
terugmeldbus.
Afhankelijk
van
transponder
transponders in of aan het voertuig gemonteerd worden.
Wordt de antenne onder de rails en de transponder onder het
voertuig gemonteerd, dan ontstaat vanwege de vele metalen
delen langs de modelbaan en aan de locbodem de kleinste
leesafstand.
De montage van de antenne naast of boven de rails en de
plaatsing van de transponder in of aan een voertuig, leidt tot een
beduidend grotere leesafstand.
Wordt de transponder in een locomotief gemonteerd (mogelijk bij
kunststof behuizingen), dan moet de grootst mogelijke afstand
t.o.v. de motor gekozen worden.
Montagevoorbeelden van transponder en antenne vindt u op
onze web-site (www.ldt-infocenter.com) op het Internet in de
rubriek „Aansluitvoorbeelden".
Technische wijzigingen en fouten voorbehouden. © 08/2019 by LDT
afstand
moeten
voor
bekend
is,
realiseert
resp.
RS-8
voor
en
voertuig,
kunnen
Made in Europe by
Littfinski DatenTechnik (LDT)
Bühler electronic GmbH
Ulmenstraße 43
15370 Fredersdorf / Germany
Tel.: +49 (0) 33439 / 867-0
Internet: www.ldt-infocenter.com
Vertaling: ©04/2010 – Jaap Kramer
Märklin is een geregistreerd handelsmerk.
worden
trein-
uw
de
RS-
de

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

070053