Het onderwerp van de opname is te donker.
Er is niet voldoende licht.
Het onderwerp is
onderbelicht omdat de
omgeving te helder is.
Het onderwerp valt buiten
het bereik van de flitser.
Het onderwerp van de opname is te helder of het
beeld vertoont witte flitsen.
Het onderwerp is te
dichtbij, waardoor het
flitslicht te fel is.
Het onderwerp is
overbelicht omdat de
omgeving te donker is.
Er schijnt te veel licht direct
in de camera of te veel licht
wordt gereflecteerd door
het onderwerp.
De flitser is ingeschakeld.
Schakel de flitser in
handleiding p. 12).
Stel de belichtingscompensatie in
op een positieve waarde (+)
Gebruik AE lock (belichtingsvergren-
deling) of spotmeting
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van het onderwerp
Verhoog de ISO-waarde voordat u
de opname maakt
Zorg er bij het gebruik van de
ingebouwde flitser voor dat u de
opname maakt op de juiste afstand
van het onderwerp
Stel de belichtingscompensatie in op
een negatieve waarde (-)
Gebruik AE lock (belichtingsvergren-
deling) of spotmeting
Wijzig de opnamehoek.
Stel de flitser in op
handleiding p. 12).
(Verkorte
(p.
51).
(p.
48, 50).
(p.
120).
(p.
62).
(p.
120).
(p.
51).
(p.
48, 50).
(Verkorte
93