9
|
Elektrische installatie
9.1.2 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading
Uitgebreide handleiding voor de installateur
46
WAARSCHUWING
▪
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, kan het systeem defect
geraken.
▪
Sluit de aarding correct aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
▪
Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪
Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat de kabels NIET in
contact komen met scherpe randen of leidingen, vooral aan de hogedrukzijde.
▪
Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels
en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪
Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat deze unit een inverter
bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan
ongevallen veroorzaken.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze voor lage spanning moet
minstens 50 mm bedragen.
Houd rekening met de volgende zaken:
▪
Indien gevlochten geleiders worden gebruikt, plaats een rond oog op het
uiteinde van de draad. Glijd het rond oog over de draad tot aan het bekleed
gedeelte en maak het oog vast met een geschikt werktuig.
b
a
a Gevlochten geleider
b Ronde aansluitstrip
▪
Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden:
Draadtype
Eenaderige draad
Werkwijze om het frontrooster te plaatsen
c b
A
A´
c
a
a Eenaderige draad met open lus
b Schroef
c Platte sluitring
AA´
a
EKHWET90~120BAV3
R32 Split-serie – Warmtapwatertank
4P680077-1 – 2021.11