Troubleshooting
Geen uitgangsspanning
Controleer of de boordstekker stevig in het boordstopcontact zit en of het groene
controlelampje op de stekker brandt.
Controleer de stroomvoorziening op het boordstopcontact.
Controleer of de inverter aan staat en het groene indicatielampje (5) brandt.
Indien het toestel gedurende lange tijd aan een hoge belasting is blootgesteld, is het
mogelijk dat de thermische zekering is geactiveerd. Indien de behuizing van de inverter heel
warm is, moet u het toestel eerst laten afkoelen vooraleer u het opnieuw aansluit.
Controleer de glaszekering van de stekker van het verbindingssnoer. Is deze defect,
monteer dan een nieuwe met een waarde van 20 A (zie vorige pagina).
Het alarmsignaal weerklinkt (kondigt een van de volgende problemen aan)
Te hoge temperatuur:
De thermische beveiliging is actief en het toestel heeft zichzelf uitgeschakeld (foutmelding
(4) licht op). Om het toestel weer te kunnen activeren, moet u eerst de stroomschakelaar (3)
uitschakelen en het toestel laten afkoelen.
Te lage spanning:
De voertuigaccu heeft te weinig spanning. Laad de voertuigaccu op. Bij een te lage
spanning brandt de foutdisplay (4) pas wanneer het toestel volledig uit staat.
De foutdisplay (4) gaat branden.
Aan de ingang is er een spanning van meer dan 15,0 V DC (bijv. boordspanning van een
vrachtwagen). Koppel de inverter onmiddellijk los van de stroombron.
9