Klemmen-
aanduiding
Massa/PE
N (U)
L (V)
n
l
Aansluitvoorbeeld:
Grenswaardecontact LV 1
schakelt netspanning
Draai de wartel van de kabeldoorvoer aan en breng zo de
snoerbevestiging tot stand.
Sluit de voedingsspanning aan op de klemmen PE,N,L of bij 24V-
apparaten op de klemmen U,V.
Let erop dat de aders in de klemmen goed vastzitten.
Sluit de klemmenruimtedeksel.
Soort
Functie
IN
Aardleiding (5x)
IN
Net, N=nulader (U=24V)
Net, L=fase (V=24V)
OUT
Nulader, met 4A gezekerd (4x)
Fase, met 4A gezekerd (4x)
Installatiecomponenten aansluiten
Neem de blinde stop uit de betreffende kabeldoorvoeringen.
Leid de kabel door van de componenten.
Draai de wartel van de kabeldoorvoer aan en breng zo de
snoerbevestiging tot stand.
Sluit de installatiecomponenten aan op de uitgangsklemmen van
relais 1 tot 4 (bijv. ventielen)
Als de installatiecomponenten netspanning nodig hebben, voert u
de geschakelde netspanning (l) aan op het moedercontact
het betreffende relais (zie het hiernaast afgebeelde
aansluitvoorbeeld voor 230 VAC)
Sluit de nulader van de installatiecomponenten aan op een van de
klemmen (n)
Bij componenten met een afzonderlijke aardleiding sluit u deze aan
op de PE-aansluiting
Let erop dat de aders in de klemmen goed vastzitten
(Schematisch overzicht van het relais: apparaat stroomloos,
netspanning: 230 V)
Montage
Opmerking
Alleen bij netspanning 230
V en 100 - 240V!
Stroomtoevoer 50-60 Hz
24 V / 100-240 V / 230 V
Net of 24V voor
consument, max. 4 A
van
19