De Oscar 2 in één oogopslag
De lay-out van het menu
Systolisch/Diastolisch
START/STOP
Toetsen die zijn gereserveerd voor toekomstige functies
• INSCHAKELEN: Als de monitor uit is; druk op de Start/Stop-toets.
• UITSCHAKELEN: Als de monitor aan is, maar geen meting uitvoert; houd de Start/Stop-toets
ingedrukt, totdat u 5 snelle pieptonen hoort.
• AFBREKEN VAN EEN METING: Als de monitor een meting uitvoert en de manchetdruk wordt
Start/Stop-
weergegeven; druk op de Start/Stop-toets.
toets
• STARTEN VAN GEPROGRAMMEERDE ABD-METING: Als de tijd knippert; druk op de Start/Stop-
toets.
• STARTEN VAN EEN ENKELE BLOEDDRUKMETING: Als de tijd wordt weergegeven; druk op de
Start/Stop-toets.
Geeft de actuele tijd weer; als de tijd knippert, schakelt de monitor binnen 20 seconden uit, tenzij een
Tijd
ABD-meting wordt gestart.
Druk
Geeft tijdens een bloeddrukmeting de druk van de manchet weer in mmHg.
Bloeddrukmeti
Het display toont direct na een bloeddrukmeting het resultaat van de meting (indien ingeschakeld).
ng
Bloeddruk in mmHg gevolgd door hartslag in slagen per minuut.
Klok
Geeft aan dat er een geprogrammeerde ABD-meting wordt uitgevoerd.
Zon
Geeft aan dat de monitor metingen uitvoert volgens het WAKKER-programma.
Maan
Geeft aan dat de monitor metingen uitvoert volgens het SLAAP-programma.
Batterij
Geeft aan dat de batterij bijna leeg is; BATTERIJEN MOETEN WORDEN VERVANGEN.
Printer
Geeft het aantal in het geheugen opgeslagen metingen weer.
Het aanbrengen van de Oscar 2 en de Orbit-manchet
Nadat u de Oscar 2 op de juiste wijze hebt geprogrammeerd met behulp van de AccuWin Pro v3, kunt u beginnen met het
aanbrengen van de monitor en de bloeddrukmanchet bij de patiënt. De manchet kan om beide armen worden
aangebracht.
1. Kies de juiste manchetmaat
Voor het bepalen van de juiste manchetmaat, wikkelt u de manchet rond de bovenarm van de patiënt, zonder de
mouw van de manchet te gebruiken. Gebruik de kleurgecodeerde RANGE-indicator (bereik-indicator) aan de
binnenzijde van de manchet en de vetgedrukte INDEX-markering (markering die binnen het aangegeven bereik moet
vallen) om te controleren of de armomtrek binnen het aangegeven bereik van de manchet valt. Als de INDEX-
markering binnen het bereik van de RANGE-indicator valt, is deze manchetmaat geschikt voor deze patiënt. Als de
INDEX-markering buiten de RANGE-indicator valt, moet u de manchetmaat kiezen die door de kleur wordt
aangegeven.
LET OP: Het gebruik van de verkeerde manchetmaat kan leiden tot onjuiste en misleidende meetresultaten.
2. Breng de Orbit-manchet aan
Voor het aanbrengen van de Orbit-manchet schuift u de mouw om de arm van de patiënt omhoog, waarbij u ervoor
zorgt dat de kleurgecodeerde maatindicator zich aan de bovenzijde van de manchet bevindt. De manchet moet zich
halverwege de elleboog en de schouder bevinden. Zorg ervoor dat de ARTERY-indicator (slagader-indicator) zich op
de armslagader bevindt; tussen de biceps en de triceps (zie stap 2). Wikkel de manchet nauwsluitend rond de
bovenarm van de patiënt.
3. Sluit de slangen aan