Wanneer zijn deze bieps te horen:
Continu
0°
Snel
0,1 ° 0,9 °
Matig snel
1,0 ° 4,9 °
Traag
5,0 ° 10,0 °
De hellingspijlen [I] leveren de gewenste draai-
richting. Indien waterpas (0° of 90°) zijn twee
koppeltekens te zien aan weerszijden van het
LCD-scherm [08].
APPARAAT KALIBREREN
OPMERKING
Een kalibratie voor elk gebruik is aangeraden.
Een 'ERROR'-melding verschijnt wanneer de
waterpas te veel naar voren of naar achteren
wordt gekanteld (om een nauwkeurige waarde
weer te geven).
Kalibreren kan op twee manieren:
SNELLE NIVELLEER/LOODKALIBRATIE
Via deze methode (nivelleren/loden) kan het
apparaat snel gekalibreerd worden.
· Schakel de digitale waterpas aan
· Houd het apparaat tegen een (vlak) oppervlak/
muur en zorg ervoor dat de waterbel zich in het
midden bevindt.
90°
· Houd het apparaat in deze positie en houd de
kalibratieknop [07] 3 seconden ingedrukt.
89,9 ° 89,1 °
Indien goed uitgevoerd, begint 'CAL' te knippe-
89,0 ° 85,1 °
ren op het LCD-scherm [08]. Het kalibratieproces
85,0 ° 80,0 °
is gestart.
Als het apparaat beweegt/gekanteld wordt
tijdens dit proces, verschijnt 'ERROR' op het LCD-
scherm [08].
· Om de kalibratiemodus te verlaten na een fout,
druk kort op de kalibratieknop [07].
Herstart de procedure. Het kalibratieproces is
klaar zodra 'RDY' verschijnt op het LCD-scherm
[08]. Het apparaat verlaat automatisch de kalibra-
tiemodus.
KALIBRATIE
· Zet het apparaat op een vlak oppervlak (op een
tafel bijvoorbeeld) om het te kalibreren.
Dit oppervlak wordt het referentievlak.
· Houd het apparaat in deze hoek en houd de
kalibratieknop [07] en modusknop [02] 3 se-
conden ingedrukt.
Het kalibratieproces begint en op het LCD-
scherm [08] verschijnt 'CAL1'.
· Druk kort op de kalibratieknop [07]. Op het
5