Adapterplaat monteren (optioneel)
U kunt optioneel verkrijgbare adapterplaten voor 3, 8 of
12 slangaansluitingen monteren op het apparaat.
De adapterplaten voor 3 aansluitingen wordt hierna gebruikt als
voorbeeld. De adapterplaten met 8, resp. 12 aansluitingen
worden op dezelfde wijze gemonteerd.
1. Beide schroeven van de luchtuitlaat losdraaien.
2. Schuif de adapterplaat van onderaf voor de luchtuitlaat.
Zorg hierbij dat de adapterplaat in de opname wordt
geschoven, zodat deze goed vastzit.
3. Schroef de adapterplaat met de beide schroeven vast.
6
Slang aansluiten (optioneel)
Alle aansluitingen van de optioneel verkrijgbare adapterplaat
kunnen worden voorzien van slangen.
Niet gebruikte aansluitingen moeten worden voorzien van
geschikte afsluitdoppen, zodat de luchtstroom niet wordt
afgezwakt.
De adapterplaten voor 3 aansluitingen wordt hierna gebruikt als
voorbeeld. De slangen voor de adapterplaten met 8, resp.
12 aansluitingen worden op dezelfde wijze aangesloten.
Voor het monteren van een slang als volgt te werk gaan:
1. Controleer of de adapterplaat goed vastzit.
2. De slang met de juiste diameter aansluiten op een
slangaansluiting.
Gebruik voor een stevige bevestiging van de slangen een
geschikte slangklem of een kabelbinder.
Netsnoer aansluiten
• Steek de netstekker in een volgens de voorschriften
afgezekerd stopcontact.
radiale ventilator TFV PRO 1
NL