Inhoudsopgave
Advertenties
3
2. Algemene gebruiksregels
2.1. Installeren
- Buffervaten moeten altijd in een droge ruimte worden geplaatst waar de
omgevingstemperatuur niet onder 0°C kan dalen.
- Buffervaten moeten worden aangesloten door een erkende installateur met de
juiste certificaten.
- Vanwege het ontwerp van het buffervat mag deze alleen verticaal worden
geïnstalleerd.
- Het wordt aangeraden om buffervaten zo dicht mogelijk bij de hoofdwarmtebron
te plaatsen. Dit doen we om onnodig warmteverlies in de leidingen te beperken.
- Buffervaten kunnen worden aangesloten in een gesloten systeeminstallatie. De
druk van het verwarmingssysteem (gesloten systeem) mag de maximale werkdruk
van het buffervat, 3 Bar (0,3 MPa) niet overschrijden. De installatie moet bovendien
worden uitgerust met een expansievat met een geschikte capaciteit.
2.2. Opstarten
Voor het opstarten van de warmtepompinstallatie, dient u de volgende acties te
ondernemen:
1. Vul de installatie naar de juiste werkdruk.
2. Controleer de dichtheid van de hydraulische aansluitingen.
3. Isoleer de leidingen en de tankaansluitingen.
4. Ontlucht de installatie.
Na het doorlopen van alle stappen is de warmtepompinstallatie klaar voor gebruik.
De eerste opwarming van het systeem moet worden uitgevoerd in aanwezigheid
van de erkende installateur om de correcte werking van de installatie te
controleren.
Controleer voor het ontluchten van de buffertank dat het verwarmingstoestel
is uitgeschakeld en dat de cv-installatie koud is.
BUFFERVAT
6
Advertenties
Inhoudsopgave
