Apparaat kalibreren
Voor elke meting een nulpuntkalibratie uitvoeren.
U kunt de kalibratie bijv. op een onbehandelde, resp. een plaats
zonder afwerklaag op het te controleren object uitvoeren of
hiervoor de meegeleverde set gebruiken.
Info
Houd er graag rekening mee dat het gaat om een
nauwkeurig meetapparaat, waarmee al laagdikten
binnen een bereik van enkele micrometers kunnen
worden gemeten (1 µm komt overeen met één
duizendste millimeter).
De oppervlaktegesteldheid van de meeste
meetobjecten is nooit absoluut vlak en gelijkmatig, ook
al ziet het er voor het menselijk oog zo uit. Bekeken
onder de microscoop lijkt zelfs het gladste oppervlak
op een berglandschap. Al de kleinste krassen,
gietgallen of zelfs verontreinigingen kunnen daarom
een negatief effect hebben op het te verwachten
meetresultaat, omdat ze door het meetapparaat meer
of minder duidelijk worden "meegemeten". Dit
beïnvloed de nauwkeurigheid van het apparaat zelf
niet. Niet verwachte meetafwijkingen van enkele
micrometers, zelfs na een kalibratie, moeten echter in
samenhang hiermee worden bekeken.
Behandel daarom de meegeleverde kalibratie-
accessoires zo voorzichtig mogelijk, om krassen en
verontreinigingen op de oppervlakken hiervan zoveel
mogelijk te voorkomen.
Nulpuntkalibratie
1. Druk ca. 3 s op de omhoog-toets (2).
ð Op het display verschijnt de volgende melding:
Zero Reference
Place Probe
2. Plaats de sensor (4) op een deel van het meetgoed zonder
afwerklaag. Het meetgoed voor de opvolgende metingen
moet voor wat betreft materiaal, vorm en
oppervlaktegesteldheid identiek zijn aan het meetgoed
met afwerklaag.
ð De meting wordt bevestigd met een akoestisch signaal.
ð De gemeten waarde wordt op het display weergegeven.
ð Op het display verschijnt de volgende melding:
Zero Reference
Lift off Probe
ð Er volgt een akoestisch signaal en de kalibratie is
afgesloten.
NL
Meting uitvoeren
Voor elke meting een nulpuntkalibratie uitvoeren.
1. Kies met de omhoog- of omlaag-toets (2) een groep
(Group (1) tot en met Group (50)), als u uw meetwaarden
wilt opslaan of kies Group (0), om individuele metingen uit
te voeren.
2. Kies de gewenste meetmodus, zie meetmodus instellen.
3. Plaats de sensor (4) op het meetgoed en voer de
groepsmetingen, resp. de individuele metingen uit.
ð De meetwaarde wordt op het display (1) weergegeven.
ð De meting wordt bevestigd met een akoestisch signaal.
Opslag van de meetwaarden instellen
• Het opslaan van de meetwaarden gebeurt in groepen
(Group).
• De meetwaarden kunnen in groepen van 1 tot en met
50 worden opgeslagen.
• Is Group (0) gekozen, worden geen meetwaarden
opgeslagen, maar worden alleen individuele metingen
weergegeven.
• Elke groep kan maximaal 50 meetwaarden opslaan.
• De groepen kunnen op het startscherm of via het submenu
Working Mode worden gekozen.
• De opgeslagen meetwaarden kunnen als groep of
individueel worden gewist.
Groep kiezen:
1. Kies op het startscherm met de omhoog- en
omlaag-toets (2) de gewenste groep.
2. Alternatief drukken op de links-toets (2), om het
hoofdmenu op te roepen.
3. Kies met omhoog- of omlaag-toets (2) het menupunt
Working Mode.
4. Bevestig de keuze met de links-toets (2).
ð Een lijst met groepen wordt weergegeven.
5. Kies de gewenste groep met de omhoog- en
omlaag-toets (2).
6. Bevestig de keuze met de links-toets (2).
ð Het hoofdmenu wordt weergegeven.
Meetwaarden wissen:
1. Druk op de links-toets (2), om het hoofdmenu op te
roepen.
2. Kies met omhoog- of omlaag-toets (2) het menupunt
Measure View.
3. Bevestig de keuze met de links-toets (2).
ð Het submenu Measure View wordt weergegeven.
4. Kies het menupunt Delete All, als u alle meetwaarden wilt
wissen of kies alternatief een groep met de omhoog- of
omlaag-toets (2), als u de meetwaarden van een bepaalde
groep wilt wissen.
laagdiktemeetapparaat BB30
7