Inhoudsopgave
Advertenties
3. COM I/O-resource
U kunt het COM "IO-bereik" en de "IRQ" in het systeem lezen
door de COM-poort te selecteren.
IRQ en I/O-adres worden automatisch toegewezen door de PCI
BIOS van het moederbord (vóór installatie van de
COM-kaartdriver). U kunt GEEN legacy ISA-adres (3F8, 3E8,
2F8, 2E8) toewijzen aan de specifieke COM-poort. U kunt voor
de IRQ-instellingen echter een specifieke IRQ-waarde instellen
voor deze PCI-buspoort via de BIOS-instellingen van het
moederbord (niet via SUNIX-driver). Alle COM-poorten zullen
echter één IRQ-waarde delen.
4. FIFO-instellingen
Selecteer een Rx FIFO-trigger en Tx FIFO-grootte.
De standaard Rx FIFO-trigger is 112 bytes. De standaard Rx
FIFO-grootte is 128 bytes. Klik op "Instellen op alle" om deze
instellingen te veranderen voor alle seriële poorten op de kaart.
Klik vervolgens op "OK" om de instellingen op te slaan.
Triggerniveau voor FIFO-ontvangstonderbreking:
Wanneer het gegevensniveau in de ontvanger-FIFO deze
waarde bereikt, dan zal een onderbreking van de
ontvangergegevens worden geactiveerd.
Triggerniveau voor FIFO-zendonderbreking:
Wanneer het gegevensniveau in de zender-FIFO deze waarde
bereikt, dan zal een onderbreking van de zendergegevens
worden geactiveerd. Als u deze waarde instelt op nul, dan zal
er geen onderbreking worden geactiveerd totdat de zender
geheel op stand-by staat.
De FIFO-triggerniveaus kunnen zeer precies worden ingesteld
om een optimale prestatie te behalen, afhankelijk van de
systeemprestatie, gebruikte baudsnelheden van serieel verkeer,
enz.
Advertenties
Inhoudsopgave
