Principeschema bij activering van de circulatiepomp door een andere
schakelapparaat
Wordt de circulatiepomp door een andere regelaar aangestuurd, dient de circulatie-retour op
de koudwateraanvoer te worden aangesloten.
Hierbij dient echter te worden gegarandeerd, dat het debiet van de circulatieleiding groter dan
het minimale debiet van de volumestroomsensor FRISTAR2 is (2 l/min cq. 120 l/h).
UVR61-3R of UVR63
Indien de circulatiepomp ook temperatuurafhankelijk dient te worden gestuurd, zijn
maximaal 3 FRISTAR2-modules mogelijk. Daarvoor wordt het programma 480 voor de
schakeling van de modules 2 en 3 via de uitgangen A1 en A2 gebruikt. De circulatiepomp kan
via de differentiewaarde S5 – S4 op uitgang A3 worden geschakeld (S5 blijft ongebruikt, S4
meet de circulatietemperatuur en wordt bij het bereiken van de waarde max3 uitgeschakeld)
UVR1611, UVR16x2 of RSM610
De circulatiepomp kan via de functie „Circulatie" worden geregeld.
16