mappen wilt maken, gaat u naar een
locatie en selecteert u
Sneltoets: Als u acties wilt toepassen op
meerdere items tegelijk, markeert u de
items. Als u items wilt markeren of de
markering wilt opheffen, drukt u op #.
Een back-up maken van het
telefoongeheugen
Selecteer
Toepassngn
>
Kantoor
> Best.beheer.
Selecteer
Opties
dat er voldoende ruimte op uw
geheugenkaart is.
Een geheugenkaart beheren
Selecteer
Toepassngn
>
Kantoor
> Best.beheer.
Deze opties zijn alleen beschikbaar als er
een compatibele geheugenkaart in het
apparaat is geplaatst.
Selecteer
Opties
en maak een keuze uit de
volgende opties:
Geheugenkaartopties — Hiermee kunt
u de naam van een geheugenkaart
wijzigen of een geheugenkaart
formatteren.
Wachtwoord geh.kaart — Hiermee
beveiligt u een geheugenkaart met een
wachtwoord.
Geh.kaart deblokkeren — Hiermee
deblokkeert u een geheugenkaart.
Apparaatbeheer
Externe configuratie
Selecteer
Instellingen
>
Apparaatbeheer.
© 2010-2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
Opties
> Indelen.
>
> Reservekopie. Zorg
>
>
Met Apparaatbeheer kunt u instellingen,
gegevens en software op uw apparaat
extern beheren.
U kunt een verbinding met een server
maken om configuratie-instellingen voor
uw apparaat te ontvangen. U kunt ook
serverprofielen en andere configuratie-
instellingen ontvangen van uw
serviceproviders of de afdeling
informatiebeheer van uw bedrijf. Onder
configuratie-instellingen vallen
bijvoorbeeld ook instellingen van de
verbinding die door andere toepassingen
in het apparaat worden gebruikt. De
beschikbare opties kunnen verschillen.
De server start meestal de externe
configuratieverbinding als de instellingen
van het apparaat moeten worden
bijgewerkt.
Als u een nieuw serverprofiel wilt maken,
selecteert u
Opties
Opties
Nieuw
>
Deze instellingen kunt u van uw
serviceprovider in een configuratiebericht
ontvangen. Zo niet, definieer dan het
volgende:
Servernaam — Voer een naam voor de
configuratieserver in.
Server-ID — Voer de unieke ID van de
configuratieserver in.
Serverwachtwoord — Voer het
wachtwoord in waarmee uw apparaat
door de server wordt herkend.
Toegangspunt — Selecteer het
toegangspunt dat u wilt gebruiken voor
de verbinding of maak een nieuw
toegangspunt. U kunt ook aangeven dat u
Gegevensbeheer
Serverprofielen
>
serverprofiel.
89
>