Menu → Basisinstellingen → Fabrieksinstelling → Tijds-
programma's
–
Met Tijdsprogramma's zet u alle instellingen die u in
de functie Tijdsprogramma's ingevoerd hebt op de fa-
brieksinstelling terug. Alle andere instellingen die ook tij-
den bevatten, zoals bijv. Datum/tijd blijven onveranderd.
Terwijl de systeemthermostaat de instellingen van de tijds-
programma's op de fabrieksinstellingen terugzet, verschijnt
op het display wordt uitgevoerd. Daarna verschijnt op het
display de basisweergave.
Opgelet!
Gevaar voor een storing!
De functie Fabrieksinstelling → Alles zet
alle instellingen op de fabrieksinstelling terug,
ook de instellingen die de installateur inge-
steld heeft. Het kan zijn dat de CV-installatie
daarna niet meer functioneert.
▶
Laat de installateur alle instellingen op de
fabrieksinstellingen terugzetten.
Menu → Basisinstellingen → Fabrieksinstelling → Alles
–
Terwijl de systeemthermostaat de instellingen naar de
fabrieksinstellingen terugzet, verschijnt op het display
Fabrieksinstelling resetten wordt uitgevoerd. Daarna
verschijnt op het display de installatieassistent, die alleen
de installateur mag bedienen.
5.2.20 Installateurniveau
Het installateurniveau is voorbehouden aan de installateur
en wordt daarom beschermd met een toegangscode. In dit
niveau kan de installateur de vereiste instellingen uitvoeren.
5.3
Modi
De modi kunt u vanuit elke modus met de rechter keuzetoets
Modus direct activeren. Als de CV-installatie met meerdere
zones uitgerust is, dan geldt de geactiveerde modus alleen
voor de zone die de installateur vooraf ingesteld heeft.
Bij meerdere geactiveerde zones kunt u via de linker keuze-
toets Menu → Basisinstellingen voor elke zone een afzon-
derlijke modus instellen.
De padopgave aan het begin van de beschrijvingen van een
modus geeft aan hoe u in de menustructuur naar deze mo-
dus gaat.
5.3.1
Modus Verwarmen instellen
Modus → Verwarmen
Menu → Basisinstellingen → Modus → ZONE1 → Verwar-
men
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe de CV-installatie
bij het verwarmen moet werken.
uit: in deze modus is de zone uitgeschakeld en de vorstbe-
veiligingsfunctie is geactiveerd.
Auto: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. verwarmen in de ingestelde tijds-
vensters die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt.
Buiten de tijdsvensters regelt de systeemthermostaat het
door de installateur ingestelde regelingsgedrag.
–
Eco: de verwarmingsfunctie is uitgeschakeld en de sys-
teemthermostaat bewaakt de buitentemperatuur. Als de
0020262557_01 Gebruiksaanwijzing
buitentemperatuur onder 3 °C daalt, dan schakelt de sys-
teemthermostaat na het verstrijken van de vorstbeveili-
gingsvertragingstijd de verwarmingsfunctie in en regelt
de kamertemperatuur op de ingestelde gewenste tempe-
ratuur Nachttemp. verw.. Ondanks ingeschakelde ver-
warmingsfunctie is de brander alleen indien nodig actief.
Als de buitentemperatuur boven 4 °C stijgt, dan schakelt
de systeemthermostaat de verwarmingsfunctie uit, maar
de bewaking van de buitentemperatuur blijft actief.
–
Nacht: de verwarmingsfunctie is ingeschakeld en de
systeemthermostaat regelt de kamertemperatuur op de
ingestelde gewenste temperatuur Nachttemp. verw..
Dag: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. verwarmen, zonder rekening te hou-
den met de ingestelde tijdsvensters, die u in het tijdspro-
gramma vastgelegd hebt.
Nacht: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Nachttemp. verw., zonder rekening te houden
met de ingestelde tijdsvensters, die u in het tijdsprogramma
vastgelegd hebt.
5.3.2
Modus Koelen instellen
Modus → Koelen
Menu → Basisinstellingen → Modus → ZONE1 → Koelen
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe de CV-installatie
bij het koelen moet werken.
uit: In deze modus is de zone uitgeschakeld.
Auto: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. koelen in de ingestelde tijdsvensters
die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt. Buiten de tijds-
vensters is de functie Koelen uitgeschakeld.
Dag: de modus regelt de zone op de ingestelde gewenste
temperatuur Dagtemp. koelen, zonder rekening te houden
met de ingestelde tijdsvensters, die u in het tijdsprogramma
vastgelegd hebt.
5.3.3
Modus Ventileren instellen
Hoe het ventilatietoestel met de ventilatiestanden werkt,
vindt u in de gebruiksaanwijzing van het ventilatietoestel te-
rug.
Modus → Ventileren
–
Met deze functie kunt u vastleggen, hoe het ventilatietoe-
stel zich bij de ventilatie moet gedragen.
Auto: de modus regelt de luchtuitwisseling via de ingestelde
ventilatiestand Max. vent.stand dag in de ingestelde tijds-
vensters die u in het tijdsprogramma vastgelegd hebt. De in-
gestelde ventilatiestand Max. vent.stand nacht is buiten de
tijdsvensters actief.
Als aan het ventilatietoestel luchtkwaliteitssensoren aange-
sloten zijn, dan varieert het ventilatietoestel de ventilatiestan-
den:
–
Bij goede luchtkwaliteit werkt het ventilatietoestel met
een lagere ventilatiestand dan de ingestelde ventilatie-
stand.
–
Bij slechte luchtkwaliteit werkt het ventilatietoestel met
een hogere ventilatiestand. Het ventilatietoestel kan de
ingestelde ventilatiestand Max. vent.stand dag en Max.
vent.stand nacht echter niet overschrijden.
Dag: de bedrijfswijze regelt de luchtuitwisseling constant met
de waarde die u in de ventilatiestand Max. vent.stand dag
ingesteld hebt.
15