HOLD-functie instellen
1. Druk kort op de toets ON/SET (3).
ð De meetwaarde in de meetwaardeweergave (10) wordt
vastgehouden.
ð Op het display verschijnt de indicatie meetwaarde
vasthouden (6).
2. Druk kort op de ON/SET-toets (3).
ð De meetwaarde wordt weer in realtime weergegeven.
LED-indicatie aflezen
In de meetmodus Houtvochtigheid, moeten de LED's als volgt
worden afgelezen:
• Bij een gemeten houtvochtigheid van minder dan 6 %
brandt geen enkele LED.
• Bij een gemeten houtvochtigheid tussen 6 % en 16 %
brandt de groene LED.
• Bij een gemeten houtvochtigheid tussen 16 % en 20 %
brandt de gele LED.
• Bij een gemeten houtvochtigheid van meer dan 20 %
brandt de rode LED.
• Wordt het meetbereik van het apparaat overschreden,
wordt op het display OL weergegeven.
In de meetmodus Bouwvochtigheid, moeten de LED's als volgt
worden afgelezen:
• Bij een gemeten bouwvochtigheid van minder dan 0,2 %
brandt geen enkele LED.
• Bij een gemeten bouwvochtigheid tussen 0,2 % en 0,7 %
brandt de groene LED.
• Bij een gemeten bouwvochtigheid tussen 0,7 % en 0,9 %
brandt de gele LED.
• Bij een gemeten bouwvochtigheid van meer dan 0,9 %
brandt de rode LED.
• Wordt het meetbereik van het apparaat overschreden,
wordt op het display OL weergegeven.
Eenheid °C / °F omschakelen
1. Druk ca. 3 seconden op de toets ON/ SET (3).
ð De indicatie (10) wijzigt naar °C of °F.
ð De meetwaarde wordt aangepast aan de gekozen
eenheid.
Apparaat uitschakelen
• Het apparaat schakelt uit als het 30 seconden niet wordt
gebruikt.
• Plaats de beschermkap weer op het apparaat.
6
Meetprincipe
Dit meetapparaat dient voor het bij benadering bepalen van het
materiaal- of houtvochtgehalte volgens het weerstandsproces.
Toepassingsgebied is het bepalen van houtvochtigheid bij
snoei- en brandhout. Verder kan het meetapparaat worden
gebruikt voor het bepalen van vochtigheid bij zachte
bouwmaterialen zoals gips of pleisterwerk.
Het weerstandsprincipe is dus een indirecte meetmethode,
waarbij via de elektrische geleidbaarheid van het meetgoed
uitsluitsel wordt gegeven over het vochtgehalte hiervan.
Grootheden die de geleidbaarheid kunnen veranderen,
bijvoorbeeld elektrisch geleidende materialen of opgeloste
zouten, beïnvloeden de meetwaarden direct. Daarom mogen de
weergegeven meetwaarden alleen als indicatie voor het
vochtgehalte worden gezien.
Gebruiksaanwijzingen voor houtvochtigheidsmeting:
Voor het meten van houtvochtigheid is een kalibratiecurve
vastgelegd in het apparaat, die overeenkomt met de
gemiddelden van de voor Europa relevante houtsoorten op basis
van een houttemperatuur van 20 °C. Daarom zijn voor het snel,
bij benadering bepalen van het houtvochtgehalte geen verdere
instellingen noodzakelijk. Zijn nauwkeurige
houtvochtigheidswaarden bij andere houttemperaturen nodig en
moet rekening worden gehouden met het type en de dichtheid
van een bepaalde houtsoort, wordt een extra controlemeting via
het Darr-proces of het gebruik van een
houtvochtigheidsmeetapparaat met een
temperatuurcompensatiefunctie en keuzemogelijkheden voor
een specifieke houtsoortkalibratie aanbevolen.
• Positioneer de meetstiften altijd dwars op de nerfrichting.
De geleidbaarheid dwars op de nerfrichting is lager dan in
lengterichting van de nerf.
• Houd bij het kiezen van de meetlocaties rekening met de
volgende punten:
– Meet de vochtigheid van het meetgoed altijd op
minimaal drie meetlocaties, om via een rekenkundig
gemiddelde een voldoende nauwkeurigheid te bereiken.
– Meet niet op de kopkant, omdat daar droge gedeelten
aanwezig zijn.
– Meet indien mogelijk niet over scheuren, noesten en
harsplekken.
• Oliehoudende en/of waterige houtbeschermingsmiddelen
beïnvloeden het meetresultaat.
• Meet indien mogelijk geen hout met een houttemperatuur
onder -5 °C. Te lage houttemperaturen vervalsen het
meetresultaat.
• Vermijd statistische oplading van het meetgoed door
wrijving. Statistisch oplading vervalst het meetresultaat.
vochtigheidsmeetapparaat BM18
NL