Zorg er bij weerstandsmeting voor dat de stroom van het te meten circuit al uitgeschakeld is, en dat al
de capaciteitsbronnen zonder energie zijn. Dan pas kunt u de test uitvoeren. Anders is er gevaar voor
beschadiging en elektrische schok.
Zet de draaischakelaar op het Ω-bereik, en stel voor de meting de wijzer in op nul. Controleer de wijzer
of hij in de nulpositie op de Ω-schaalverdeling staat. Zo niet, draai de nulregelaar zodat de wijzer op het
nulpunt komt te staan. Sluit nu de meetsnoeren aan op het circuit en meet de weerstand, de waarde kan
op de eerste schaalverdeling worden afgelezen.
Als de meetsnoeren in kortsluiting zijn en de wijzer, ondanks het draaien van de Ω-regelaar, toch niet op
nul kan komen te staan, betekent dit dat de batterij leeg is. Vervang dan de batterij door een nieuwe.
Let op elk weerstandsbereik en volg de bovenstaande instructie om de wijzer telkens voor gebruik in te
stellen. De waarde die wordt verkregen van een ander bereik moet worden vermenigvuldigd door elk
vermenigvuldigtal. De eenheid is Ω
5. LED-meting
Zet de draaischakelaar op het Ω*10-bereik, sluit de meetpennen aan op de twee aansluitpunten van de
LED. De vierde LI-schaal geeft de positieve stoom van de diode (IF) (stroom in stroomrichting) weer, de
LV-schaal geeft de positieve spanning van de diode weer (doorlaatspanning van de diode).