Bedieningshandleiding
Veiligheidsmodule
S31
S41
S31
+24 VDC
A B
S
S32
S42 X5
X7
X7
Positie draaischakelaar
12
8. Gebruik en onderhoud
8.1
Inbedrijfname
De veiligheidsmodule is voorzien voor montage in een schakelkast met
beschermingsgraad IP54.
Bij levering is de veiligheidsmodule werkensklaar.
Bij levering is voor beide veiligheidsfuncties al de toepassing 1
ingesteld.
8.2
Functietest
De veiligheidsfunctie van de veiligheidsmodule moet getest worden.
Hierbij moet vooraf het volgende gegarandeerd zijn:
1. Bevestiging
2. Juiste uitvoering van de bedrading en de aansluitingen
3. Eventuele schade aan de behuizing van de veiligheidsmodule
4. Elektrische functie van de aangesloten sensoren en hun invloed op
de veiligheidsmodule en de nageschakelde actoren
De veiligheidsmodule beschikt over zelftestfuncties.
Een gedetecteerde fout leidt tot een veilige toestand en eventueel tot
een onvertraagde uitschakeling van alle veiligheidsuitgangen.
8.3
Gedrag bij storingen
In geval van een storing wordt de volgende werkwijze aangeraden:
1. Identificeer de storing met behulp van de impulscodes uit hoofdstuk 6.2.
2. Verhelp de storing als het om een storing gaat die in de tabel
beschreven wordt.
3. Schakel de bedrijfsspanning aan en uit om de foutmodus te wissen.
Als de storing niet verholpen kan worden, moet u de fabrikant contacteren.
8.4
Instelrapport
Het rapport van de instelling van het apparaat moet door de klant
aangevuld en bij de technische documentatie van de machine gevoegd
worden.
Het instelrapport moet beschikbaar zijn in geval van een
veiligheidsinspectie.
Firma:
De veiligheidsmodule wordt met de volgende machine gebruikt:
Machinenr.
Machinetype
Ingestelde toepassing (mode 1):
Ingestelde toepassing (mode 2):
Ingesteld op
Handtekening van de verantwoordelijke
+24 VDC
+24 VDC
+24 VDC
+24 VDC
B
A
S
S32
S42
X5
X7
Functie
Tweehandbediening functie Type IIIA
Veiligheidsmodule nr.
8.5
Onderhoud
Wij raden een regelmatige visuele inspectie en functietest aan, inclusief
de volgende stappen:
1. Correcte bevestiging van de veiligheidsmodule controleren
2. Voedingskabel op eventuele beschadigingen controleren
3. Elektrische functie controleren
X7
Opmerking geldt alleen voor relaisuitgangen:
Als een manuele functietest vereist is om een eventuele
accumulatie van storingen te detecteren, moet deze met
de hieronder opgegeven intervallen uitgevoerd worden:
• minstens een maal per maand voor PL e met categorie
3 of categorie 4 (volgens ISO 13849-1) of SIL 3 met HFT
(Hardwarefouttolerantie) = 1 (volgens IEC 62061);
• minstens alle 12 maanden voor PL d met categorie
3 (volgens ISO 13849-1) of SIL 2 met HFT
(Hardwarefouttoleratnie) = 1 (volgens IEC 62061).
Beschadigde of defecte componenten moeten onmiddellijk
vervangen worden.
9. Demontage en afvalverwijdering
9.1
Demontage
De veiligheidsmodule mag uitsluitend in spanningsloze toestand
gedemonteerd worden.
9.2
Afvalverwijdering
De veiligheidsrelaismodule moet op een correcte manier volgens de
geldende nationale voorschriften en wetgevingen afgevoerd worden.
10.
Bijlage
10.1 Aanwijzingen voor de schakeling
Gebruik van de veiligheidsuitgangen
De veiligheidscontacten 13/14, 23/24 (veiligheidsfunctie 1) en de
veiligheidsuitgangen Q1, Q2 (veiligheidsfunctie 2) werken onafhankelijk
van elkaar. Afhankelijk van de toepassing kunnen verschillende
hiërarchieën gerealiseerd worden door de externe bedrading van de
veiligheidscontacten en veiligheidsuitgangen.
Lucht- en kruipwegen van de veiligheidscontacten:
S3 1 S3 2 S4 1 S4 2
S11 S1 2 S2 1 S2 2
X2
X3
A2
A1
mode 1
1
RUN
ln 1 / 2
ln 3 / 4
Out 1
Out 2
ERR
1
mode 2
Y1
X7
Q1
Q2
1 3
1 4
2 3
2 4
X4
X5
4 1
4 2
De veiligheidscontacten 13-14 en 23-24 vervullen tegen alle andere
aansluitklemmen, zonder bijkomende maatregelen, de vereisten
voor een dubbele isolatie volgens IEC/EN 60664-1 en moeten bij
schakelspanningen > 50 V gebruikt worden.
NL
SRB-E-402ST
9