3. Aspiratie- en doseerinstructies
Pipetten met 1 kanaal
Plaats een pipettip op de schacht van de pipet. Zie Hoofdstuk
6 voor de juiste tip. Druk de pipettip stevig aan met een licht
draaiende beweging. Dit zorgt voor een luchtdichte afsluiting.
Pipetten met 8 en 12 kanalen
Om pipettips op de schachten te plaatsen: houd de pipet
verticaal en druk deze tegen de tips in het tiprek totdat
de schachten ongeveer 1,5 mm in het verdeelstuk worden
teruggetrokken. Het ophangsysteem van de schachten zorgt
voor een gelijkmatige en strakke afdichting van de pipettips.
Er hoeft geen schudbeweging gemaakt te worden om de
pipettips goed af te dichten.
OPMERKING: Hanteer een vloeistof nooit met een pipet die
niet is voorzien van een pipettip.
1
Aspiratie
1. Druk de drukknop tot de eerste positieve stop. Houd
de pipet verticaal en dompel de pipettip onder in
de specimenvloeistof. Tot hoe diep de pipettip in de
specimenvloeistof wordt ondergedompeld, is afhankelijk
van het model.
Modelvolumebereik (μL)
200, 250, 300, 1,000
8 | AXYGEN AXYPET-PIPETTEN
2
2, 10
20, 50, 100
5.000
10.000
3
4
Onderdompelingsdiepte (mm)
5
≤1
2 - 3
2 - 4
3 - 6
5 - 7
6