Inhoudsopgave
Advertenties
4.2 Sturen en stuurtechniek
De belangrijkste handeling bij het rijden in een overdekte scootmobiel is het sturen. U dient altijd beide handen
op het stuur te plaatsen om naar links en/of rechts te kunnen sturen. Hierbij is het belangrijk dat u geen rijhouding
aanneemt waarbij u gestrekte armen heeft, maar dat uw armen licht gebogen zijn. Houd de handen bij standaard
stuursituaties ontspannen op het stuur, ongeveer op de stand: * "kwart voor drie" (handen aan weerszijden in het
midden van de zijkant van het stuur, waar de 9 en de 3 op een analoge klok zouden staan) of "tien voor twee"
(handen aan weerszijden iets boven het midden van de zijkant van het stuur, waar de 10 en de 2 op een analoge
klok zouden staan). De vingers houdt u om de stuurrand, maar de duimen houdt u op de stuurrand. Dit is de meest
ideale en meest veilige positie om in te kunnen grijpen in situaties als: stuurcorrecties bij plotselinge gladheid,
slippen van de overdekte scootmobiel, een klapband, plotselinge uitwijkmanoeuvres en dergelijke. Als u een bocht
instuurt, dient u altijd uw snelheid te verminderen.
4.3 Remmen en remtechniek
Als bestuurder moet u veilig en comfortabel kunnen remmen. Wanneer u een verkeerde remtechniek gebruikt kan
dit oncomfortabel zijn, maar ook zeker gevaarlijk. Op het moment dat u schokkerig en abrupt remt, kan het als
oncomfortabel worden ervaren. Dit ontstaat door niet de juiste controle over de overdekte scootmobiel te hebben.
Door de onderstaande stappen te volgen, kunt u op een correcte wijze remmen:
•
Voordat u gaat remmen, dient u in de spiegels te kijken om op die manier op de hoogte te zijn van de
verkeersituatie rondom/achter de overdekte scootmobiel. Wordt u kort gevolgd door een ander voertuig?
Stem uw gedrag hierop af;
•
Verminder uw snelheid door met de rechtervoet gas te minderen en tik het rempedaal kort aan. Door het
oplichten van de remlichten maakt u anderen weggebruikers kenbaar dat uw wilt gaan stoppen;
•
Kijk nogmaals in de spiegels om te zien of de andere weggebruikers uw remsignaal hebben opgemerkt en hier
goed op reageren;
•
Als het veilig kan, voert u de remdruk geleidelijk op (doorremmen), totdat u tijdig en vloeiend tot stilstand
komt;
•
Net vóór het tot stilstand komen van de overdekte scootmobiel, vermindert u de remdruk licht, maar blijft wel
remmen. Op dat moment komt de overdekte scootmobiel vloeiend en zonder schokken tot stilstand. Rustig
en gelijkmatig remmen is comfortabel voor uzelf;
•
Bij een noodstop in het verkeer gaat het uiteraard vooral om het voorkomen van problemen voor uzelf en voor
anderen en zal u veelal moeten afwijken van hetgeen wat hier beschreven is. Wel is het zo dat het aanhouden
van voldoende volgafstand én regelmatig kijken in de spiegels met oog op het achteropkomende verkeer, u
meer ruimte van handelen geven als dit nodig mocht zijn.
Waarschuwing
U dient er rekening mee te houden dat een automatisch schakelsysteem minder snel remt dan een handgeschakeld
systeem. Begin daarom iets eerder met remmen dan u zou doen met een handgeschakeld systeem.
4.3.1 Remmen op natte rijbanen
Bij (lange) ritten in zware regenval zonder te remmen kan de remwerking bij de eerste bediening van het rempedaal
iets op zich laten wachten. Dit kan tevens het geval zijn als u uw overdekte scootmobiel heeft gewassen. Excel
Mobility adviseert u aan om de rem stevig in te trappen na ritten op natte wegen of na het wassen van de overdekte
scootmobiel. De remschijven worden dan warm, drogen sneller en worden beschermd tegen corrosie. Houd bij
remmen rekening met de verkeerssituatie en houd meer afstand tot voorliggers.
Koperslagerij 3 | 4651 SK Steenbergen | Nederland | T: +31 (0)167-573020 | E: info@vanosmedical.nl | W: www.vanosmedical.nl
13
© 2020 Excel Mobility, Van Os Medical B.V.
Advertenties
Inhoudsopgave
