Materiaalreduceerventielen worden gebruikt om van de
materiaaldruk naar spuitpistolen (M), doseerkranen of
verstuiverkoppen nauwkeurig te regelen.
Reduceerventielen in aftakkingen van circulatieleidingen of
bij pompen dienen om de druk van de hoofdleiding te reduce-
ren en de gewenste materiaaldruk naar het spuitpistool of de
verstuiverkop te verkrijgen.
OPMERKING: De nummers en letters die in de tekst staan,
verwijzen naar afb. 1 en 2 en de onderdelentekeningen op
blz. 9 en 10.
Vóór het installeren van het reduceerventiel
1.
Bepaal de plaats waar het reduceerventiel (A) moet
komen. Zie Afb. 1.
2.
Installeer een kogelventiel bij de materiaalinlaat (C) en
-uitlaat (D) van het reduceerventiel.
3.
Installeer tijdelijk leidingen tussen de inlaat- en uitlaat–
kogelventielen.
4.
Spoel het systeem grondig door om metaalspanen en
andere verontreinigingen te verwijderen en te controle-
ren op lekken.
Het reduceerventiel installeren
1.
Verwijder de tijdelijke leidingen en installeer één reduceer-
ventiel (A) voor elk spuitpistool (M). Zie de Afmetingen,
op blz. 12 voor de afmetingen van de reduceerventielen.
Plaats het reduceerventiel verticaal, met de materiaaluitlaat
onder, om de beste stroming en minimale pigmentneerslag
te krijgen.
2.
Installeer een zelfontlastende luchtkraan (J) in de lucht-
toevoerleiding (K) naar het reduceerventiel voor het
materiaal om de luchtdruk te ontlasten in het reduceer-
ventiel voor het materiaal nadat het luchtreduceerventiel
(H) is dichtgedraaid.
4 308292
Installatie
3.
Installeer een tweede zelfontlastende luchtkraan (J)
vóór alle andere toebehoren in de luchtleiding om de
toebehoren te kunnen isoleren voor onderhoud.
4.
Zorg voor een luchtfilter (F) om vocht en schadelijke
verontreinigingen uit de persluchttoevoer te verwijderen.
5.
Gebruik de luchtreduceerventielen (G, H) om de lucht-
druk naar het pistool en de materiaalregelaar te regelen.
De materiaaluitlaatdruk van de materiaalregelaar is
hetzelfde als de luchtinlaatdruk die is ingesteld op het
luchtreduceerventiel (H).
6.
Installeer de luchtafsluiters (W) op de luchttoevoerleidingen
naar het pistool en de aansturing van de snelontluchter.
7.
Bij reduceerventielen met een snelontluchter, moet u
een luchtbuis met een buitenmaat van 3,97 mm (5/32 in.)
aanbrengen tussen de sturing van de snelontluchter (T)
en de luchtinlaatfitting op de snelontluchter (B). Sluit een
materiaalafvoerleiding (V) aan op de 1/8 npt(i) poort van de
snelontluchter. Plaats het vrije uiteinde van de afvoerleiding
in een goed geaarde opvangbak om het materiaal op te
vangen.
8.
Installeer een tegendrukventiel (R) om een constante
tegendruk te handhaven in de retourleiding (P).
9.
Sluit de materiaaltoevoerleiding (S) aan op de wartel–
inlaat van het reduceerventiel (3). Sluit de materiaaltoe-
voerleiding van het pistool (N) aan op de gebogen
materiaaluitlaat (5) van het reduceerventiel.
10. Breng dichtmiddel voor buisdraad aan op de schroef-
draadverbindingen, behalve bij wartels omdat dit de
wartelwerking verstoort.
11. Spoel en test het gehele systeem. Volg altijd de
spoelprocedure op blz. 5.