5.2
Algemene functies
● Schuif de schakelaar (16) naar de positie ON om het apparaat in te
schakelen. Schuif de schakelaar (16) naar de positie OFF om het
apparaat uit te schakelen.
● Schuif de schakelaar FUNCTION (1) naar de gewenste positie om de
bronmodus (CD, AUX IN, AM, FM) te selecteren.
● Draai voor het wijzigen van het volumeniveau de draaiknop VOLUME (6)
tot het gewenste niveau is ingesteld.
● Plaats de stekker van de kabel in de AUX IN-aansluiting (5) om een extern
audio-apparaat aan te sluiten.
● Plaats de stekker van de kabel in de koptelefoonaansluiting (7) om een
koptelefoon aan te sluiten.
5.3
Radiofuncties
● Schuif de schakelaar FUNCTION (1) naar de AM-positie of de FM-positie
om de radiobandbreedte te selecteren.
● Draai de draaiknop TUNING (11) naar de gewenste frequentie om een
frequentie of radiostation te selecteren.
Leg de etherantenne uit voor een betere ontvangst van de FM-
i
frequentie. Draai het apparaat voor een betere ontvangst van de
AM-frequentie.
5.4
CD-functies
● Schuif de schakelaar FUNCTION (1) naar de CD-positie om de CD-functie
te selecteren.
● Een CD plaatsen:
-
Druk op de toets OPEN (15) om het CD-station (14) te openen.
-
Plaats de CD met het etiket naar voren.
-
Sluit het CD-station (14).
De display toont het totale aantal tracks op de CD.
● Druk eenmaal op de toets PLAY/PAUSE (10) om het afspelen te starten.
Tijdens het afspelen zijn de volgende functies beschikbaar:
● Druk voor het selecteren van een track op de toets PREV (4) of de toets
NEXT (2) tot de gewenste track is ingesteld.
22