Hoe groter de rijsnelheid bij het schoffelen is, hoe
intensiever de rolleneggen werken. Als bij een
verhoging van de rijsnelheid de intensiteit van het
werk van de rolleneggen gelijk moet blijven, dan
moeten telkens m.b.t. de plantenrijen de hoogte
van de rolleneggen vergroot en de horizontale
helling van de rolleneggen verkleind worden.
Als de schoffeldiepte wordt veranderd, zie
hoofdstuk "Schoffeldiepte instellen" en de
intensiteit van het werk van de rolleneggen gelijk
moet blijven, dan moet ook de hoogte van de
rolleneg t.o.v. de plantenrij worden gewijzigd.
Om de hoogte van de rolleneg in te
1.
stellen die via een sterparallellogram op een
parallellogram is gemonteerd:
Stappen 2 tot 6 volgen.
2. Machine met de 3-puntslift op het veld neerlaten.
3. Bout 2 van de geleidingsbuis 3 in het
sterparallellogram losdraaien.
4. Rolleneg 4 met de armbuis 1 in de
geleidingsbuis naar boven of onderen schuiven
tot de rolleneg de juiste positie inneemt.
5. Schroef van de geleidingsbuis vastdraaien.
6. Op dezelfde manier de hoogte van alle
rolleneggen instellen.
Om de hoogte van de rolleneg in te stellen die
7.
via een starre opname op een parallellogram is
gemonteerd:
Stappen 8 tot 12 volgen.
8. Machine met de 3-puntslift op het veld neerlaten.
9. Bout 2 van de geleidingsbuis 3 in de
schijfconsole losdraaien.
10. Rolleneg 4 met de armbuis 1 in de
geleidingsbuis naar boven of onderen schuiven
tot de rolleneg de juiste positie inneemt.
11. Schroef van de geleidingsbuis vastdraaien.
12. Op dezelfde manier de hoogte van alle
rolleneggen instellen.
MG6958-NL-NL | A.1 | 09.02.2023 | © SCHMOTZER
6 | Machine voorbereiden
Machine voorbereiden voor het gebruik
3
2
1
4
3
2
1
4
CMS-I-00007162
CMS-I-00007164
119