Meetprincipe
Dit meetapparaat dient voor het bij benadering bepalen van het
materiaal- of houtvochtgehalte volgens het diëlektrisch principe.
Toepassingsgebieden zijn het verstoringsvrij meten van
houtvochtigheid bij snoei-, bouw- en brandhout, evenals bij
minerale bouwmaterialen.
Het diëlektrische meetproces is dus een indirecte meetmethode,
waarbij via de diëlektrische verandering van het meetgoed
uitsluitsel wordt gegeven over het vochtgehalte hiervan.
Beïnvloedende grootheden die deze meetgrootheid kunnen
veranderen, bijvoorbeeld elektrisch geleidende materialen of
opgeloste zouten, beïnvloeden de meetwaarden dus ook direct.
Omdat de exacte samenstelling van bouwmaterialen bij een
vochtmeting doorgaans niet bekend is, moeten de weergegeven
meetwaarden slechts als indicatie voor het vochtgehalte worden
beschouwd.
Algemene toepassingsaanwijzingen
Voor de vochtmeting zijn in het apparaat kalibratiecurven voor
verschillende minerale bouwmaterialen, hard en zacht hout,
evenals spaanplaat opgenomen. Zijn exacte
materiaalvochtigheidswaarden noodzakelijk, wordt een extra
controlemeting via het Darr-proces aanbevolen. Vooral voor het
bepalen van de exact houtvochtigheid bij andere
houttemperaturen of als rekening moet worden gehouden met
het soort en de dichtheid van een bepaalde houtsoort, wordt het
gebruik van een houtvochtigheidsmeetapparaat met een
temperatuurcompensatiefunctie en keuzemogelijkheden voor de
specifieke houtsoortkalibratie aanbevolen.
• Houd bij het kiezen van de meetlocaties rekening met de
volgende punten:
– Meet de vochtigheid van het meetgoed altijd op drie
meetlocaties, om via een rekenkundig gemiddelde een
voldoende nauwkeurigheid te bereiken.
– Meet niet op de kopkant, omdat daar droge gedeelten
aanwezig zijn.
– Meet indien mogelijk niet over scheuren, noesten en
harsplekken.
• De meetresultaten mogen uitsluitend worden gebruikt voor
een oriënterende vochtigheidsmeting.
• De hoogte van de meetwaarde is gebaseerd op de
bepaalde diëlektrische constante van het meetgoed. Droge
lucht heeft een constante van 1, water een van 80. Hoe
meer vocht het materiaal bevat, hoe hoger de
weergegeven meetwaarde.
• Nog een belangrijke grootheid die van invloed is op de
meetwaarde, is de dichtheid van het meetgoed. Hoe hoger
de dichtheid, hoe hoger de meetwaarde.
16
Gebruiksaanwijzingen voor materiaalvochtigheidsmeting
Voor het snel bepalen van de materiaalvochtigheid zijn geen
verdere instellingen bij het apparaat noodzakelijk. Bij de
beoordeling van de meetresultaten moet er echter rekening mee
worden gehouden, dat verschillende factoren het meetresultaat
kunnen beïnvloeden:
• Uitvoering van de meting
• Meetdiepte
• Materiaaleigenschappen
• Elektrisch geleidende materialen of elektrische velden
materiaalvochtigheids-meetapparaat met smartphone-bediening BM31WP
– De nauwkeurigheid van de meting is afhankelijk van de
aandrukkracht van de meetelektroden. Deze moeten
voor een optimaal resultaat met een constante
aandrukkracht van ca. 10 N (komt overeen met een
gewicht van ca. 1 kg) haaks en gelijkmatig op het te
meten meetgoed worden aangebracht.
– De indringingsdiepte van het apparaat ligt afhankelijk
van de dichtheid en doorvochtigingsgraad van het
meetgoed op maximaal 40 mm. Uitspraken m.b.t.
dieper gelegen zones zijn niet mogelijk.
– Een hoog gehalte aan oplosbare zouten in het
meetgoed kunnen het meetresultaat vervalsen. Hoe
meer zouten aanwezig zijn, des te hoger zal de
geleidbaarheid van het materiaal zijn en des te hoger
zal ook de meetwaardeweergave zijn.
– Meet indien mogelijk geen hout met een
houttemperatuur onder -5 °C. Te lage
houttemperaturen vervalsen het meetresultaat.
– Ook materiaaltoeslagen en de concentratie hiervan,
bijv. in dekvloeren of beton, kunnen een aanzienlijke
invloed hebben op de hoogte van de meetwaarde.
– Het meest ideaal zijn zo homogeen mogelijke
materiaaleigenschappen en geen luchtinsluitingen.
– Bevat het bouwmateriaal een elektrisch geleidend
materiaal, heeft het bouwmateriaal een hogere
diëlektrische constante, waardoor een schijnbaar hoge
vochtigheidswaarde ontstaat. Bij de meting wordt
hierdoor een hogere meetwaarde weergegeven.
– Bevat het meetgoed metaal (bijv. spijkers, schroeven,
leidingen, etc.) en ligt het binnen het meetveld van de
sensor, stijgt de meetwaarde met een sprong door de
sterke reflectie.
– Door een visuele controle is niet altijd te zien of
elektrisch geleidende materialen in het bouwmateriaal
aanwezig zijn. Wapeningen, metaalelementen en
geleidende isolatiematerialen, zoals mineraalwol in
houten plafonds, behoren tot de grootste foutbronnen.
Vooral bij isolatiematerialen met metaalfolie ontstaan
daarom vaak verkeerde interpretaties van de
meetwaarden.
– Vermijd statistische oplading van het meetgoed door
wrijving. Statistisch oplading vervalst het meetresultaat.
NL